Langdurige welvaart door het kolonialisme

Johannes Vincent Westrik

Johannes Vincent Westrik werd in 1802 geboren in Berbice, in het huidige Guyana. Dit was eerst een Nederlandse kolonie, maar werd in 1814 definitief Brits eigendom. Westrik is voor het eerst zichtbaar in de Nederlandse archieven in 1821, wanneer hij wordt beschreven in de militieregisters van Leiden. Hierin staat genoteerd dat hij 1,79 meter lang was en op dat moment rechten studeerde. Wegens zijn slechte gezondheid werd hij vrijgesteld van het leger en vertrok hij naar Arnhem, waar hij werk vond als advocaat. Later werd hij Raadsheer bij de provincie Gelderland.

De familie Westrik

Zowel zijn moeder, Henriette Elisabeth Swaving, als zijn vader, die ook Johannes Vincent Westrik heette, waren geboren in Berbice. Omdat familiebedrijf Westrik en Pool een groot aantal plantages in Berbice bezat verbleven veel familieleden in deze kolonie. Kooplieden konden zich bij deze firma aansluiten en meeprofiteren van de inkomsten van de plantages. Het was voor Westrik en Pool dus belangrijk om blijvend winst te maken. Daardoor had de familie Westrik ook een belang bij het in stand houden van de slavernij. Gasper Jan Westrik, oom van de jonge Johannes Vincent Westrik, was in 1814 hoofd van deze firma. In een brief aan de minister van Buitenlandse Zaken schreef hij dat de kolonie alleen zou kunnen opbloeien als de handel in slaafgemaakten weer mogelijk werd. Sinds de Britten dit in 1808 hadden afgeschaft was de welvaart in Berbice volgens Gasper Jan afgenomen, omdat er een ‘gebrek aan handen ter bewerking’ was. Dit maakt duidelijk dat de Westrik’s zich wel degelijk bewust waren van het lot van de personen in slavernij, maar hun eigen winst vooropstelden.

De familie Swaving

Ook aan zijn moeders' kant speelden de koloniën een belangrijke rol. Henriette Elisabeth Swaving, die later zou trouwen met Johannes Hendrik Lodewijk Maurenbrecher, kwam uit een familie waarin het kolonialisme een belangrijke bron van inkomsten vormde. De grootvader van Johannes Vincent, Jan Justus Swaving (1748-1810), was eigenaar van zeven plantages in Berbice en was lid van de Raad van Politie en Criminele Justitie. Dit betekent dat hij medeverantwoordelijk was voor het bestuur en de rechtspraak in de kolonie. Omdat twee van zijn plantages, Hollandia en Zeelandia, een belangrijke rol speelden bij de Slavenopstand in Berbice moet ook hij zich bewust zijn geweest van het lijden van de personen in slavernij.

Slavenopstand Berbice (1763-1764)

De slechte werkomstandigheden en harde straffen zorgden ervoor dat slaafgemaakten in Berbice op 27 februari 1763 in opstand kwamen. De plantages Hollandia en Zeelandia werden het hoofdkwartier van Coffij, die de opstand leidde. Tevens werden hier Europeanen gevangengezet. De 'tronk', een zwaar houten blok dat voorheen gebruikt werd om slaafgemaakte personen mee te straffen, werd nu ingezet op de voormalige plantage-eigenaren. De opstand hield geen stand, maar afgezien van Haïti hebben personen in slavernij nergens anders een kolonie zo lang onder controle kunnen houden. Na de Slavenopstand waren veel plantages in verval geraakt of vernietigd, waardoor zij hun waarde verloren. De opbrengst die Jan Justus Swaving uit Hollandia en Zeelandia kon halen moet in deze periode dus sterk verminderd zijn. De gevolgen van de opstand waren voor de personen in slavernij uiteraard veel groter; velen waren omgekomen in gevechten tegen de Europeanen, bevolkingen werden uit elkaar gerukt omdat slaveneigenaren de plantages verlieten of verkochten, en vanwege het financiële verlies besteedden plantage-eigenaren nog minder geld aan slaafgemaakte personen.

Erfenis

Johannes Vincent Westrik werd in de Memorie van Successie aangesteld als erfgenaam van Maurenbrecher en Swaving. Van Maurenbrecher kreeg Westrik onder meer landgoed Dreyen. Van zijn moeder ontving hij een deel van de erfenis van Jan Justus Swaving, waaronder restbedragen van verkochte plantages. Hierdoor profiteerden ook zijn vrouw en drie kinderen van de welvaart uit de koloniën. Het gezin woonde eerst in de Kerkstraat maar verhuisde na het overlijden van hun jongste zoon naar de Koningsstraat. Tegelijkertijd wilde Johannes Vincent Westrik investeren in landgoed Dreyen en hier een buitenhuis neerzetten. Na zijn dood legden dochters Johanna Paulina Elisabeth Westrik en Henrietta Christina Westrik de eerste steen van het latere Hotel Dreyeroord. Dit gebouw zou tijdens de Slag om Arnhem worden gebruikt als hoofdkwartier van de King's Own Scottish Borderers.

Rijkdom voorop

Johannes Vincent Westrik was geboren in Berbice en iedereen in zijn familie, van grootvaders tot (stief)ouders, was betrokken bij dit gebied. De leefomstandigheden van de personen in slavernij vielen dus niet te ontkennen.

Deze serie sporen over ‘gecompenseerden’ uit Gelderland is tot stand gekomen dankzij een samenwerking met de opleiding Geschiedenis van de Radboud Universiteit. Lees het andere verhaal van Inge Kleefman hier.

Geïnteresseerd in meer verhalen over het slavernijverleden van Gelderland, Nederland of de wereld? Kijk dan vooral op de website van Mapping Slavery

Bronnen en verder lezen:


Rechten

Inge Kleefman, CC-BY

  • Sporen van slavernijverleden

  • Oost - West

  • 1800-1900

  • Arnhem

  • Arnhem e.o.

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl