Het onderzoek naar beide zusjes is grotendeels gedaan door Anne Marie Jansen. Hoe kwam dat? Anne-Marie wilde graag op een historische plek wonen en kwam zo in 2004 op Kinderdorp Neerbosch terecht. Ze verdiepte zich in het erfgoed en was gedurende tien jaar directeur van het Van ’t Lindenhoutmuseum, waar de sociale geschiedenis van Neerbosch centraal staat. Nu zet Anne-Marie zich in voor het behoud van en onderzoek naar het Weezenkerkhof Neerbosch.
Nadat Anne-Marie op zekere dag een kind van kleur op een van de foto’s van Wilhelm Ivens zag staan, ging ze op zoek. Wie was dat meisje? Ze was enorm opgetogen toen ze de naam vond van Johanna Klein. En met dit houvast ging ze verder speuren. De eerste keer publiceerde ze erover in 2014, in 2020 verscheen dit uitgebreide verhaal over haar onderzoek.
“Het feit dat Alina op de het Weezenkerkhof Neerbosch begraven ligt – in een van de niet meer aanwezige graven – is een van de redenen dat haar naam genoemd moet blijven worden. Johanna en Alina hoorden er hier bij, Johanna gaf bloemen aan de koningin, kwam later terug naar Neerbosch voor de jaarlijkse reünie ‘Oud Weezendag’.” “De vader van de kinderen was een Groningse arbeider die voor een Rotterdamse Handelsmaatschappij in Banana/Congo gewerkt heeft. Bij de Nederlandse burgerlijke stand is de naam van zijn Congolese vrouw niet bekend. Johanna en Alina dragen de naam van de Nederlandse vader. Dat de naam van de moeder er niet bij stond, vond ik heel erg. Toen vader Klein overleden is in 1891, zorgde opa Klein dat de zusjes opgevangen werden in de Weesinrichting Neerbosch, onderwijs en een geborgde woonplek voor de toekomst kregen. Opa Klein heeft het grote bedrag van achthonderd gulden betaald om hen hier te laten verzorgen, omdat hij dat als schipper zelf niet kon.”
Anne-Marie herkent zich wat betreft de zusjes Klein niet in het beeld van de gestolen kinderen, die alleen maar meegenomen zijn om heropgevoed te worden. “Naar mijn inzicht en onderzoek klopt het niet. Ik ontken niet dat zulke dingen gebeurden, maar het is niet op de door mij gevonden feiten over deze twee kinderen gebaseerd.”
Dineke weet uit haar onderzoek naar slavernij dat in de negentiende eeuw wel degelijk slavernij werd goedgepraat met verwijzing naar het christendom. Afschaffing van de slavernij werd uitgesteld met twee argumenten: De slaveneigenaren wilden compensatie voor het verlies van hun bezit. De Afrikaanse, ‘heidense’ slaafgemaakten moesten eerst christelijk worden, dan zouden ze wel vrij kunnen leven.
De feiten van deze kinderen vanuit het perspectief van hun moeder of henzelf zijn niet of amper meer te achterhalen. Afgaande op wat nazaten nu vertellen over ‘gestolen kinderen’ en heropvoeding - onlangs heel actueel in Canada, België en Australië - moeten we er rekening mee houden dat dit ook voor deze meisjes zo
kan zijn geweest. Maar zeker weten we het niet. Alida is heel jong gestorven. Johanna heeft haar leven lang gediend, uiteindelijk als diacones, verpleegster ‘uit roeping’, dus zonder betaling. Naar aanleiding van ons gesprek vonden Anne-Marie en een vrijwilliger Gerard Smid nog meer gegevens over de beide kinderen, die het verhaal nog complexer maken:
Johanna was nog geen vier jaar in 1884 toen zij in Nederland terecht kwam. Zij heeft in Rotterdam op verschillende adressen bij gezinnen gewoond. Alina was vijf jaar oud in 1888 toen ze in Nederland in Rotterdam in een gezin is geplaatst. Ze staat geregistreerd op 20 juli 1888 in het “Alleenstaandenregister”. Ze woonde daar bij de familie Frede op de Isaäc Hubertstraat 138. Op 20 juli 1888 komt Johanna daar ook wonen. Bijna een jaar later – 3 mei 1889 – gaan de zusjes samen naar weduwe Geertruida Theodora Kuhn-van Gool in Kralingen. Daar blijven ze bijna twee jaar, tot 4 augustus 1891, wanneer zij samen vertrekken naar Nijmegen, waar ze op 5 augustus 1891 worden ingeschreven bij de Burgerlijke Stand.
Waarom deze route voor deze twee zusjes? Vader overlijdt op 36-jarige leeftijd op 26 januari 1891. Wat is de rol van de moeder? Had zij een keus? Hebben de zusjes dezelfde moeder? De zusjes zijn al jaren in Nederland voordat zij door hun opa op de Weesinrichting Neerbosch geplaatst worden. De Weesinrichting Neerbosch meldt dat de kinderen ‘wees’ zijn, maar klopt deze informatie? Van de moeder is geen naam genoteerd. Was zij overleden? Wie en waarom heeft ‘iemand’ beslist dat de zusjes naar Nederland zouden vertrekken, wie heeft dat geregeld en betaald? Hoe kwamen de meisjes hier? Anne-Marie en vrijwilligers gaan door met het onderzoek.
Dit is deel 2 van dit tweedelige spoor over de zusjes Klein. Lees hier deel 1.
Met dank aan Anne-Marie Jansen, Stichting Memento Mori.
Dineke Stam, CC-BY-NC