Verenigen onder slechte arbeidsomstandigheden

Sigaren en sigarenmakers in Culemborg

De fabricage van sigaren begon in Nederland in het eerste kwart van de negentiende eeuw. De aanwezigheid van tabak en tabakskennis was bepalend voor de vestiging van de fabrieken. Gelderland nam na Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant een belangrijke plaats in als het ging om werkgelegenheid in de sigarenindustrie. Culemborg was op het gebied van de sigarenindustrie met voorsprong de belangrijkste stad in het Gelders Rivierengebied, maar ook in Nijmegen, Tiel, Dodewaard, Geldermalsen, Wageningen, Dieren en Kesteren waren sigarenfabrieken gevestigd.

De eerste sigarenmakerijen werden in de jaren na 1840 in Culemborg opgericht. Vanouds werd er in en rond Culemborg tabak geteeld. De zanderige grond bleek een geschikte bodem te zijn voor de teelt van vooral pruim- en snuiftabak. Deze tabak was minder geschikt voor de productie van sigaren. De bekendheid met het verwerken van tabak en de gunstige perspectieven die de 'nieuwe nijverheid' bood zorgden er waarschijnlijk toch voor dat Culemborg uitgroeide tot een van de sigarennijverheidscentra van Nederland.

Verviervoudigd

De groei van de sigarennijverheid nam in de tweede helft van de negentiende eeuw een grote vlucht, tussen 1850 en 1900 vertienvoudigde het binnenlandse sigarenverbruik. Steeds meer mensen vonden werk in de Culemborgse sigarenindustrie. Werkten er in 1851 nog maar 28 mensen in deze sector, rond de eeuwwisseling was dat aantal gegroeid tot 540, oftewel bijna veertig procent van de Culemborgse arbeiders.

Met de hand gemaakt

Een sigaar bestaat helemaal uit tabak en is opgebouwd uit het binnengoed, bestaande uit losse stukjes tabak, het omblad waar het binnengoed ingerold wordt, en het dekblad dat het geheel luchtdicht afsluit. Tot de jaren dertig werden de sigaren grotendeels met de hand gemaakt. Er moesten heel wat handelingen worden verricht voor een sigaar klaar was en er waren dan ook veel verschillende taken in de fabrieken. Er waren natmakers, strippers, dekopleggers, bosjesmakers, sigarenmakers, sorteerders, pakkers en tot slot een meesterknecht, die tabak verstrekte en die gold als het verlengstuk van de directie. De sigaren werden in verschillende kwaliteiten en formaten gemaakt en het loon dat de arbeiders ontvingen was daarvan afhankelijk.

Hoofdnerf

De arbeiders zaten in de fabrieken meestal in één werkplaats bij elkaar. De meesterknecht of de baas hield vanaf een verhoogd plateau, de tribune, toezicht, deelde tabak uit en ontving de sigaren. Voor de tabak kon worden bewerkt, moest die eerst van de hoofdnerf worden ontdaan, gestript. Dit karwei werd soms in huisarbeid verricht, of door meisjes en vrouwen op de fabriek.

Slechte arbeidsomstandigheden

De arbeidsomstandigheden in de fabrieken waren verre van ideaal. In de zomer was het vaak bloedheet in de fabriekshallen en in de winter kon het erg koud zijn. Met koude handen was het slecht sigaren maken en aangezien de arbeiders per gemaakte sigaar kregen betaald, was het vaak geen optie om de ramen open te zetten, waardoor de ruimtes niet geventileerd werden. Het voortdurend inademen van tabaksstof, de lange werkdagen van soms wel twaalf uur en het vele stilzitten waren oorzaken van ziekten bij sigarenmakers.

Vakbonden

Daarnaast waren de arbeiders overgeleverd aan de willekeur van de meesterknechts en de patroons. Een sigarenmaker kon zomaar ontslagen worden, bijvoorbeeld omdat er naar de smaak van de meesterknecht niet zuinig genoeg met dekblad werd omgegaan. Leden van vakbonden liepen meer risico dan anderen. Overigens stelde ondanks de redelijke organisatiegraad van de Culemborgse arbeiders de slagkracht van de bonden niet veel voor. Het vertrouwen van de arbeiders in de vakbonden was na de verloren staking van 1891 aanzienlijk geslonken.

Landelijke aandacht

De Culemborgse staking uit 1891 had ook landelijke aandacht getrokken, onder meer in het werkgeverstijdschrift De Tabaksplant. Hier werd naar aanleiding van de staking het idee geopperd om een werkgeversvereniging op te richten, die echter pas zo'n vijftien jaar later gerealiseerd werd. De Culemborgse fabrikant W.B. Dresselhuys was jarenlang voorzitter van het Verbond van Verenigingen van Sigarenfabrikanten in Nederland, en daarmee liet Culemborg zijn stem horen binnen het landelijk gevoerde overleg tussen de organisaties. Omgekeerd hadden de landelijke ontwikkelingen ook binnen Culemborg hun weerklank. Van een specifieke Gelderse situatie ten opzichte van de landelijke ontwikkelingen in de sigarenindustrie was geen sprake.

Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven). In de pdf bij dit verhaal vindt u de volledige tekst.


Rechten

Nadja van Leeuwen, Dolly Verhoeven (red.), CC-BY

  • Leven langs de linie

  • Streekgeschiedenis

  • Werk

  • 1800-1900

  • Culemborg

  • Historische verenigingen

  • Rivierengebied

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl