Nijkerk werk op 20 april 1945 bevrijd, maar de andere kant van het riviertje de Laak stond nog onder controle van de Duitsers. Zo kwam het dat Nijkerkerveen nog twee weken in de frontlinie lag. Alie Bast maakte het op 18-jarige leeftijd mee. Op 24 april 1945 werd de schuur achter haar woonhuis getroffen door een granaat. Aan haar kleindochter vertelde ze jaren later over het droevige lot dat hun familie trof.
Een explosie, zo luid dat trillingen door het woonhuis gingen. Mijn moeder en ik keken elkaar verschrikt aan. Deze was zó dichtbij, dit was hier op onze grond! Zo snel we konden haastte we ons naar achteren. Wat ik daar zag…
Het dak van de grote, rechthoekige schuur was voor het grootste gedeelte ingestort, de muren aan gruzelementen. Er lagen uiteengereten koeienlichamen, veel bloed, en rook en kruitdampen vulden de atmosfeer. Een paar nog levende kippen renden kakelend rond met flapperende vleugels en uitpuilende oogjes. En toen zag ik opa Harmen in het puin op de grond. Zijn schedel was zwart en zijn tweed pet, die hij altijd ophad, lag verderop, eveneens zwartgeblakerd. Ik rende naar hem toe en viel op mijn knieën naast hem. Mijn moeder gilde, dit sneed me door merg en been.
Mijn opa kermde: 'Klaas….Klaas…,' was het enige dat hij uitbracht. Nee, nee, dit wilde ik niet horen. Ik begon te beven over mijn hele lichaam, onophoudelijk en ik kon mezelf niet stilhouden. Mijn maag duwde zuur ophoog. De naam van mijn broertje krijste in mijn binnenste maar ik kon geen woord uitbrengen. Mijn moeder begon rond te rennen, net als de kippen, en riep zijn naam. Opa Harmen probeerde zich overeind te hijsen maar had pijn en huilde. Ik had opa nog nooit zo gezien, zijn tranen trokken een spoor door het roet op zijn gezicht. De buren kwamen af op het tumult en ik…ik zat als versteend nog steeds tussen het puin op mijn knieën, die inmiddels schrijnden. Waar was mijn broertje?
Hierna zijn het meer over elkaar tuimelende beelden. Hoe het zo snel kon weet ik niet, maar Klaas was weg, meegenomen. We wisten niet waar naartoe. Tergende onzekerheid. We woonden recht tegenover de Grote Hervormde Kerk van het Veen en naast ons was de pastorie gelegen waarin Canadezen zaten. Zij begeleidden ons op de weg. Een militair voertuig met een soldaat met een stengun voorop. Dat herinner ik me nog. We gingen naar Nijkerk, naar Voorthuizen en daar hoorden we dat Klaas naar het streekziekenhuis in Apeldoorn over was gebracht. Dat was niet goed…dat wist ik wel, de zwaargewonden gingen naar Apeldoorn. Die rit... onderweg zag ik niets; geen levende ziel, geen fietsen, geen auto´s, niks…wel twee dode mensen langs de kant van de weg.
'Klaas is overleden.' Dit deelde een zuster in Apeldoorn ons mede. Mijn vader zei al hoofdschuddend: 'Wat spijt me dat, wat spijt me dat.' De kou die op dat moment door mijn lijf trok was huiveringwekkend.
Mijn twee jaar jongere broertje, met zijn kastanjebruine haren, zijn ondeugende glimlach en zijn ogen helder en vol leven. Mijn broertje die graag op klompen liep en opa meehielp met de koeien melken en de dieren verzorgen. Boer wilde hij worden. Die het op school goed deed, graag voetbalde en een beste vriend had, Evert. Mijn broertje met wie ik in mijn kindertijd 's avonds in onze slaapkamer maar bleef keten totdat onze moeder riep dat we stil moesten zijn of dat ze ons anders naar een opvoedingsgesticht zou sturen. Daar schrokken we van want je kreeg daar geen snoep, dat was zeker. Dát broertje, MIJN broertje, was er niet meer?
Dezelfde zuster zei dat Klaas tot aan het einde toe bij kennis was geweest. 'Het leek of er een kolenkit door de lucht suisde,' had hij nog gezegd. Ogenschijnlijk leken zijn verwondingen mee te vallen. Hij lag thuis opgebaard en zijn lichaam zag er verder intact uit. Maar een granaatscherf was zijn hoofd binnengedrongen.
Klaas overleed hieraan, op 24 april 1945 om kwart voor negen in de avond. Hij werd 16 jaar.
Katja van Meurs, 2022, CC-BY-NC