Tijdens de luchtlanding van Market Garden landden glijders op het land van de boerderij waar Steven Dorrestijn (1921) opgroeide. Steven vertelt over de eerste drie dagen in die derde week van september 1944. Hij vertelt over hoe hij en zijn familie konden vluchten uit hun boerderij die in brand stond.
'De luchtlanding kwam op zondag. Vanuit de Betuwe zag ik de zweefvliegtuigen aankomen. Ze landden dwars door de omheining van de weilanden heen. Het prikkeldraad raakte vast in de wielen. Schuin achter de boerderij stonden al gauw vijfentwintig glijders. Soldaten kwamen met parachutes naar beneden met grote bussen gevuld met allerlei materiaal. Wij transporteerden met voerlui uit het dorp de vliegmachines naar de boerderij. We sorteerden de spullen en verborgen die in de schuur. De soldaten trokken naar Arnhem, sommigen met een jeep. Ze hadden maar weinig zwaar geschut bij zich. Dat was het ongeluk natuurlijk, want de Duitsers hadden dat wel en zij konden van grotere afstanden schieten.
Die zondag 17 september was het eigenlijk nog rustig zou je kunnen zeggen. Onze melkbussen stonden in de koelbak. In de ochtend kwam nog een Duitser om melk en in de middag waren het Engelsen die om melk vroegen.
Maar die maandag werd het grimmiger. De schuur brandde en hoewel de Engelsen hielpen blussen verbrandde er toch een paard. De dinsdag begon eerst heel rustig, maar later begon het schieten en de boerderij schoot in brand.
Wij zaten nog in de kelder en mijn vader zei: "We moeten eruit, want anders gaat het niet goed." Mijn moeder en mijn zuster gingen naar het dorp. Met mijn vader maakte ik de koeien die op de stal stonden los. We joegen ze naar buiten en zagen ze nooit meer terug. Wij kropen in de richting van het dorp via het fietspad dat toen lager lag dan de weg. De kogels vlogen over ons heen. Bij het eerste huis kwamen we een militair tegen die ons wou neer schieten. We gingen dat huis binnen met niets dan onze eigen kleren aan.
Het vuur op de boerderij kwam intussen bij de opgeslagen munitie en de heleboel klapte de lucht in. De deuren en huisraad vlogen door de luchtdruk los en in het dorp sprongen ruiten. Stukken muur van de boerderij stonden nog overeind, maar de rest lag helemaal plat. Ook onze oogst was verloren. Bij een goede kennis verbleven we de eerste tien dagen. Ik kreeg een jas en ondergoed, want van mezelf had ik niets meer. Tijdens het schuilen bij mensen in hun kelder, trof nog een scherf mijn jas die aan de kapstok hing.'
Dit verhaal is geschreven door Jeanne van Poppel (Werkgroep Oral History Erfgoed Gelderland) en is gebaseerd op een interview met Steven Dorrestijn op 18 april 2013.
Jeanne van Poppel, Werkgroep Oral History Erfgoed Gelderland, CC-BY-NC-SA