Als zeventienjarige jongen besloot Leo uit Horn (Limburg) om met enkele vrienden om naar Engeland te gaan en daar als militair in dienst te treden. Na de oorlog, toen hij 97 jaar was, vloog hij in zijn Spitfire-vliegtuig terug naar de plek waar hij door de Duitsers werd neergeschoten op 1 april 1945, in Warnsveld, nabij Zutphen. Hier vertelt hij zijn verhaal.
Ineens was het wel mogelijk een doorreisvisum te krijgen, en wel naar Curaçao. Leo reisde naar Bilbao en ging daar 28 juli aan boord van de ‘Cabo de Hornos’. Het schip was helemaal wit geschilderd ten teken dat het ‘neutraal’ was. Na een oponthoud in Port of Spain (Trinidad) en Puerta Cabello (Venezuela) kwamen de vrienden 25 augustus in Willemstad (Curaçao) aan. Met de ‘Saluta’, een oud schip, waarvan de motoren regelmatig uitvielen, voeren ze vervolgens naar New York en daarna naar Stratford waar een rekruteringscentrum voor het Nederlandse leger was. Hierna volgde de overtocht naar Engeland waar Leo medisch gekeurd werd en later geselecteerd als piloot voor de RAF.
De Spitfire is ongetwijfeld de meest bekende jager van de RAF. Zijn faam was vooral ontstaan tijdens de ‘Battle of Britain’, toen Engeland mede dankzij deze toestellen het luchtoverwicht had behouden. Op een rustige najaarsmiddag nam zijn instructeur Leo mee naar een van de Spitfires op het platform. Leo vertelt: “Het stuurde allemaal zo fantastisch licht en soepel, dat ik niet de verleiding kon weerstaan enkele ‘rolls’ te maken.” Met een overweldigend gevoel: hij had voor het eerst van zijn leven een heuse Spitfire gevlogen.
In Londen ontmoette Leo een Engelse RAF-vlieger met wie hij naar Limburg kon vliegen. Thuis was het oorlog, er werd gevochten, er vielen granaten, maar hij kende de weg. Bij de vroegere buren ging hij achterom, kroop door het gat in de heg en was thuis. “Het is Leo”, riep iemand en iedereen kwam uit de kelder naar boven. Ze omhelsden elkaar toen er vlakbij een granaat insloeg. Iedereen dook de kelder weer in. Hij is toen drie dagen gebleven. Hij sliep tussen zijn vader en moeder in. Verder was de kelder vol met familie en buren. Iedereen was vrolijk en opgewekt. Er werd veel gelachen en gebeden. Nog tot in maart zou Horn in de frontlijn blijven liggen.
Op Paaszondag 1 april 1945 werd Leo neergeschoten tijdens een oriëntatievlucht in Nederland. In de buurt van Zutphen moet hij een noodlanding maken, waarover hij later nog een brief ontvangt van een ooggetuige: “Nooit zal ik die bewuste Paaszondag vergeten. Wij zagen twee jagers in de richting van het Twentekanaal komen, laag vliegend. Ongeveer boven het huis trok de één wat op, doch de andere begon te cirkelen, als voor een noodlanding. Dit werd een catastrophe en in minder dan geen tijd stond het toestel in lichterlaaie. Met knikkende knieën zag ik het aan en wat er in mij omging, toen zich uit die vuurzee een menschelijke gedaante losmaakte, is niet te beschrijven.”
Leo werd verzorgd door omstanders maar moest, ondanks zijn pijn en verwondingen, mee met de Duitsers naar het ziekenhuis van Zutphen en vervolgens Apeldoorn. Daar maakte hij de bevrijding mee: “In Apeldoorn waren de Duitsers de baas. Toen, 13 april, de eerste Canadees, zorgvuldig om zich heen kijkend, het ziekenhuis binnen slenterde, zagen we gespannen toe. Wat ging er gebeuren? Eén van de Engelsen rukte toen het portret van Hitler van de muur en vertrapte het voor de ogen van de Duitsers. Iedereen hield de adem in. Pas toen een groot aantal Canadezen het ziekenhuis binnenstroomden, durfden we het te geloven. We waren bevrijd!”
Dit verhaal over Leo Hendrikx is opgesteld door Wim Rhebergen in het kader van ‘Getuigen van de Oorlog’ en bestaat uit twee delen. Dit is deel 2. Klik hier voor deel 1.
Wim Rhebergen, CC-BY-NC