De Huissense gilden zijn in feite ontstaan om Huissen te verdedigen tegen vreemde aanvallers. In 1502 zijn de Huissense gilden daadwerkelijk in de slag geweest. Zij hebben de belegering van hertog Karel van Gelre doorbroken en hem, tezamen met de hulp van de Kleefse troepen, (Huissen was toentertijd een Kleefse enclave) op de vlucht gejaagd. Dit wordt elk jaar nog door de Huissense gilden herdacht, tijdens het Beleg en Ontzet van Huissen. Dit Beleg en Ontzet wordt dan nagespeeld. Dit gebeurt elk jaar op de zaterdag het dichts bij de feestdag van Sint Jan, 24 juni.
Van 29 mei tot 26 juni 1502 werd de stad Huissen belegerd door Karel van Egmond, hertog van Gelre. Karel raakte in conflict met Philips de Schone van Habsburg. Deze Philips bezat een groot deel van de Nederlanden en kon volgens een verdrag uit 1471 ook aanspraken maken op Gelre. Het hertogdom Kleef, waartoe Huissen behoorde, stond aan de kant van Philips. Van 1498 tot 1501 werd de oorlog aan beide kanten fel gevoerd en werd er in het Kleefse en Oost Gelderland grote schade aangericht. Op 19 maart 1501 werd een wapenstilstand gesloten. De Kleefsen susten een beetje in slaap terwijl Karel van Gelre een nieuwe actie voorbereidde; een aanslag op Huissen. Het was vooral ten behoeve van de steden Arnhem en Nijmegen, die alle belang hadden bij het opruimen van deze Kleefse voorpost. Op 25 mei 1502 rukten de Geldersen uit en op 29 mei begon de slag. In die tijd overtroffen de verdedigingswapens de aanvalwapens en toen de verrassingsaanval mislukte moest Huissen worden belegerd. Een poging om de stad op 7 juni stormender hand te veroveren mislukte.
Na deze bestorming werd duidelijk dat er maar één mogelijkheid was Huissen in te nemen, namelijk door het uit te hongeren. Nu lag de stad destijds aan de Rijn, dus aan één kant kon ze niet ingesloten worden. Van die zijde uit kwam ook de eerste hulp: schepen uit Wezel met voedsel voor de belegerde stad. Door de lange duur van het beleg werd het voor de Kleefsen mogelijk weerstand te bieden. Het waren vooral de Gelderse riviersteden die de stad Huissen wilden veroveren, maar de Kleefse Rijnsteden Wezel, Rees en Emmerik wilden haar behouden. Hertog Johan II van Kleef verzamelde vanuit die steden een leger dat per schip de Rijn afzakte. Op 25 juni landde dit leger in de Liemers ten zuiden van Groessen. Karel van Gelre wachtte dit Kleefs initiatief niet af. Met een leger kwam hij van Arnhem af en stak in de nacht van 25 en 26 juni de IJssel over. In de morgen van 26 juni troffen de Geldersen het Kleefse leger ten zuiden van Loo. De Geldersen liepen regelrecht in een hinderlaag. Zij dachten slechts lichtgewapend voetvolk tegenover zich te hebben, maar vonden plotseling de Wezelse ruiterij met het beroemde kanon De bonte koe tegenover zich. De slag liep uit op een chaotische vlucht voor de Geldersen. Hertog Karel wist maar net te ontkomen. De Gelderse belegeraars die voor de stad Huissen lagen, hadden over de rivier de slag gevolgd. Toen zij hun Gelderse leger zagen vluchten, gingen zij er ook snel vandoor. Zelfs hun geschut lieten zij voor de stad achter. De Kleefsen trokken nu in triomf de stad Huissen binnen.
Jan Wannet, CC-BY