Het huidige landschap van het Veluwemassief en het IJsseldal is ontstaan tijdens de twee laatste ijstijden. Bij de voorlaatste ijstijd drongen vanuit het noorden gletsjers ons land binnen. Deze duwden de grond voor zich uit waarbij stuwwallen ontstonden die bedekt waren met dikke lagen ijs en sneeuw.
Na het einde van iedere ijstijd smolt het ijs en stroomden grote hoeveelheden smeltwater inclusief keien, grint en zand naar het dal waar later de IJssel zou stromen. De IJssel was tot aan de vroege middeleeuwen een klein riviertje in een moerassig gebied. De rivier was toen nog niet verbonden met de Rijn.
Lange tijd is aangenomen dat de verbinding tussen de Rijn en de IJssel ontstaan is doordat de Romeinse veldheer Drusus omstreeks het begin van onze jaartelling in de buurt van Arnhem een kanaal vanaf de Rijn naar de IJssel liet graven om zo een opmars van het Romeinse leger naar het noorden te kunnen bewerkstelligen. Deze theorie is begin 2009 ontkracht.
Onderzoek naar de veenlaag onder de oudste kleilagen van de IJssel heeft uitgewezen dat de IJssel pas in de late middeleeuwen, tussen 600 en 950 na Chr. gevormd is. In deze periode is een spontane aftakking van de Rijn bij Arnhem ontstaan, die steeds meer Rijnwater kreeg te verwerken en uiteindelijk aansloot op de bestaande rivier in het IJsseldal. Omstreeks 900 moet de rivier goed bevaarbaar zijn geweest en begonnen middeleeuwse handelssteden zoals Doesburg, Zutphen, Deventer en Kampen op te komen.
De IJssel in Beeld
Landschap
Tot -3000