
Kisten behoren, zowel op het platteland als in de stad, tot de oudste bergmeubelen. Onder de namen kist, Truhe, cassa of cassone komen ze in heel Europa voor. Door aan de kist een leuning en twee armstukken te zetten ontstond de 'zittekist', de voorloper van onze stoel. Langere exemplaren fungeerden als zitbank.
Het middeleeuwse 'tresoir' was eigenlijk niet meer dan een kist op vier hoge poten. Ze zijn de voorlopers van de kasten en ons dressoir. In roerige tijden was de kist een handig meubelstuk; je pakte deze eenvoudig op en verhuisde naar een veiliger oord. Uit laatmiddeleeuwse archiefstukken uit Zwolle en Deventer blijkt dat de inhoud vooral bestond uit kleding, linnengoed, dekens en kussens. In het oosten van ons land sprak men van 'tuugkisten', waarin de beste kleren van de boer, het zogenaamde 'kistentuug' opgeborgen werden. Bovenin bevindt zich over de volle breedte een smal opbergvak met deksel voor waardevolle kleinere zaken.
Al in de veertiende eeuw laten zich een tweetal basistypen onderscheiden: een laag en langwerpig model, opgebouwd uit planken die via zwaluwstaartverbindingen en ijzerbeslag bijeengehouden werden. Bij het tweede model construeerde de schrijnwerker een raamwerk van horizontale regels en verticale stijlen, waartussen hij panelen aanbracht. Deze panelen versierde hij in de zestiende eeuw met traceerwerk (versieringen van gevlochten banden, zoals in kerkramen), ranken of steekwerk in de vorm van opgevouwen bladen perkament. We noemen deze laatste versieringen briefpanelen. Ook aan kasten komt men ze tegen. Door de hoekstijlen te verlengen stond de kist los van de grond en dus droger.
Zeer bijzonder is een laat zestiende-eeuwse kist in het stadhuis van Zaltbommel. Dit gladde rechthoekige exemplaar fungeerde eens als stedelijke geldkist. Curieus is de grote metalen trechter die op het deksel is gemonteerd. Via deze opening kon men kostbare zaken in de kist deponeren, maar eruit halen was alleen mogelijk met behulp van verschillende sleutels. Verder kwam in onze streek ook de ijzeren geld of archiefkast voor, die nog eens extra versterkt was met ijzeren banden. De slotplaat is aan de binnenzijde doorgaans schitterend met zaagwerk versierd. Door hun grote gewicht zijn ze helaas nogal onhandelbaar en dus minder geschikt voor de huiskamer. Eenvoudig van model zijn de achttiende-eeuwse kamferkisten, gemaakt uit het insecten werende kamferhout. De zeer forse kisten staan op vier kleine poten. Slotplaat, hoeken en scharnieren zijn versierd met decoratief koperwerk. Aan de zijborden hangt een groot koperen draaghengsel. Op de Statenzaal van het Stadskasteel Zaltbommel staat een exemplaar van een dergelijke kist. De boerenkist is eenvoudig, langwerpig van vorm met een bol of driekantig deksel en doorgaans gemaakt van vurenhout, dat in imitatie houtnerf geschilderd kan zijn. Ook hier ontbreekt het vakje voor snuisterijen niet.
Een laatste categorie kisten vormen de turfkisten en natuurlijk de boekenkist, beroemd geworden door de ontsnapping van Hugo de Groot uit Slot Loevestein. Naast de grote kisten kende men in de middeleeuwen kleinere exemplaren, bedoeld om kwitanties, papieren en dergelijke op te bergen. Enerzijds waren het meer doosjes, gemaakt uit spaanhout, anderzijds steviger modellen, die in uiterlijk de heersende meubelstijlen volgden. Voorbeelden zijn de schrijfkistjes die alle benodigdheden bevatten om een brief te schrijven en de theekistjes. Deze laatste kunnen doorgaans met een slotje worden afgesloten. Thee was tenslotte vroeger duur! Bij velen bekend uit de oorlogsjaren is de hooikist. Binnen de in het isolatiemateriaal uitgespaarde ronding past precies een pan waarvan de al warm gemaakt inhoud in de kist verder gaar kan stoven.
Peter Schipper, Stadskasteel Zaltbommel, CC-BY
Collectieverhalen
Industrie
1500-1600
Zaltbommel