In de oorlogsjaren achtergehouden munten

Gelderse Archeologische Kroniek 2019

Op 10 mei 1940 wordt Nijmegen als een van de eerste steden in Nederland bezet. Voor de inwoners verandert er in het dagelijks leven niet veel. Zo organiseert het Nijmeegsche Wandelverbond op verzoek van veel Nijmegenaren en wandelaars van 15 tot en met 18 augustus een Nood-Vierdaagsche. Maar allengs voert de bezetter steeds meer regels in die zorgen voor veranderingen in het dagelijkse leven, en naarmate de bezetting vordert wordt het leven van de Nijmegenaren steeds grimmiger, vooral voor de Joden.

Geldverkeer

Ook het dagelijkse geldverkeer ontkomt niet aan maatregelen. Nadat in juni 1940 de handel in goud aan banden is gelegd, worden negen maanden later alle gouden munten van vijf en tien gulden gevorderd. Eerder zijn al de plannen gemaakt om de overige Nederlandse munten te vervangen door papiergeld en uit zink geslagen munten om aan de vraag van de Duitse (oorlogs)industrie naar non-ferro metalen tegemoet te komen. Als gevolg hiervan begint in het dagelijkse geldverkeer een tekort aan kleingeld te ontstaan omdat de Nederlanders munten gaan oppotten.

Zinken oorlogsgeld

Eind 1941 komt het eerste zinken oorlogsgeld in circulatie. In de loop van het daarop volgende jaar vervangen exemplaren van dit goedkope metaal langzamerhand de munten van 1 en 2½ cent (brons), 5 cent (nikkel) en 10 en 25 cent (zilver). Daarmee wordt tegelijkertijd een herinnering aan het koningshuis uitgewist. In maart 1942 worden de oude stuivers en centen al uit roulatie genomen. Als in september 1942 voldoende zinken pasmunten in omloop zijn gebracht worden ook alle zilveren munten (rijksdaalder, gulden, halve gulden, kwartje en dubbeltje) en de halve stuiver ingetrokken. Uiteindelijk blijkt na de oorlog dat nog geen tien procent van de Nederlandse munten uit circulatie is genomen. De rest is opgepot.

Nijmegenaren

Ook veel Nijmegenaren houden hun Nederlandse geld achter. In zeldzame gevallen is dit opgepotte geld om uiteenlopende redenen niet meer opgezocht. Zo worden in 2003 tijdens een opgraving tussen de resten van een in op 18-19 september 1944 afgebrand huis aan de Ten Hoetdwarsstraat een geldkistje en ruim driehonderd door vuur aangetaste en deels gesmolten Nederlandse muntstukken van zilver, nikkel en brons gevonden. De oudste munt is uit 1878, de jongste uit 1941. De totale waarde bedraagt bijna zeventig gulden. Dat was in die tijd geen groot bedrag als men bedenkt dat in 1943 een kilo kaas acht gulden moest kosten, een kilo suiker twintig gulden en een kilo roomboter of een kilo spek veertig gulden. Oorlogsgeld is in de kelder niet aangetroffen, waardoor zeker is dat deze munten uit het zicht van de bezetter zijn gehouden.

Eiermarkt

In 2019 wordt in het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van Gelderland een tweede partij munten uit de oorlogsjaren herontdekt. Deze zijn al in 1982 – voorafgaande aan de bouw van een parkeergarage – tijdens een opgraving op de Eiermarkt gevonden. Toentertijd is daar geen aandacht aan geschonken. Naar verluidt maken deze munten deel uit van een veel grotere zilverschat, waartoe ook sieraden hebben behoord, die door de eigenaar tijdens de eerste oorlogsjaren in de tuin achter het huis is begraven. Na het bombardement van 22 februari 1944 is deze bergplaats in de vergetelheid geraakt.

Dit verhaal is onderdeel van de Gelderse Archeologische Kroniek 2019.

Door Harry van Enckevort, met bijdragen van K. Brok e.a.: Bomscherven en broches. De archeologie van de Tweede Wereldoorlog, Utrecht.

 


Rechten

Harry van Enckevort, CC-BY-NC

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl