Kort na de bevrijding ontstond de behoefte het bergen van gesneuvelde militairen en overleden burgers centraal te regelen. Hiertoe werd de Dienst Identificatie en Berging in het leven geroepen. Hiernaast werd door de Dienst Gemeentewerken Renkum begonnen met het opgraven en identificeren van gesneuvelde Duitse militairen in de omgeving van Oosterbeek.
De opgegraven lijken verkeerden in een verre staat van ontbinding. Een eventueel aanwezig identiteitsplaatje of naam op het grafkruis diende als bewijsmiddel voor het vaststellen van het persoonlijke legernummer of de naam van de gesneuvelde. Vaak werden geen voorwerpen voor een positieve identificatie aangetroffen. Wanneer bij de lichamen identiteitsplaatjes werden gevonden, bleken dit altijd halve exemplaren te zijn. Daarom werd aangenomen dat bij de eerste begraving het vaststellen van de naam en andere relevante gegevens onder toezicht van de Duitsers had plaatsgevonden, waarbij deze de andere helft van het plaatje hadden meegenomen.
De identiteitsplaatjes die Duitse militairen droegen, waren van metaal, en bestonden uit twee identieke delen met op elke helft het legernummer en meestal de gegevens van het onderdeel waarbij de betreffende militair oorspronkelijk was opgekomen. Wanneer een soldaat om het leven kwam, werd één helft van het plaatje afgebroken en via de legereenheid waarbij hij op dat moment diende, opgestuurd naar de Wehrmachts-Auskunftstelle in Berlijn. De andere helft bleef bij de overledene achter.
Van identificatie kon in eerste instantie vaak geen sprake zijn omdat de gegevens die op de plaatjes werden aangetroffen, niet ontcijferd konden worden. Om deze te kunnen herleiden was contact nodig met de Wehrmachts-Auskunftstelle in Berlijn, en die contacten waren er op dat moment niet. Bovendien werden op de grafkruizen soms teksten in gotisch schrift aangetroffen, een lettertype waarmee niet iedereen bekend was.
Na de bevrijding werden 454 gesneuvelden uit de gemeente Renkum en 548 stoffelijke overschotten die werden aangetroffen in Duitse veldgraven in de gemeente Arnhem, overgebracht naar het Ehrenfriedhof Zypendaal. Onder deze ruim duizend omgekomen militairen bevinden zich nu nog steeds rond de 330 onbekenden, van wie de meeste zeer waarschijnlijk het leven hebben gelaten tijdens en ten gevolge van de Slag om Arnhem.
Enkele kilometers zuidwestelijk van Ysselsteyn, een plaats in de gemeente Venray, ligt de Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn. Ook soldaten die sneuvelden in Arnhem en omgeving liggen hier begraven. Vanaf 1950 begon men de graven van de onbekenden te openen om, met behulp van moderne onderzoeksmethoden en in nauwe samenwerking met de Duitse autoriteiten, te trachten de identiteit alsnog vast te stellen. Hierdoor kon aan 7330 doden een naam worden gegeven.
Hans Timmerman, fragment uit het artikel 'Duitse veldgraven in Oosterbeek'.