Op 18 november 1898 werd een van de belangrijkste filmmakers van Nederland, Joris Ivens, geboren in Nijmegen. Zijn vader, Kees Ivens, was fotograaf, waardoor de jonge Joris (toen nog George geheten) opgroeide te midden van camera's en films. Zijn eerste filmpje maakte hij dan ook op zeer jonge leeftijd, in 1912. Het was een cowboyfilm met de toepasselijke naam "De Wigwam", waarin alle leden van het gezin Ivens een rol speelden. Dit was de enige film van Ivens die in Nijmegen werd opgenomen.
Na de middelbare school vertrok Joris Ivens naar Rotterdam om daar economie te studeren. Hoewel dit een verstandige keuze leek, voelde Joris zich niet thuis tussen de economen. In 1921 stapte hij over naar een studie fototechniek in Berlijn. Na het succesvol afronden van deze studie keerde hij terug naar Nederland om zijn eerste echte film, getiteld "De Brug", te maken. Op 5 mei 1928 ging deze film in première in Amsterdam, waar hij laaiend enthousiaste kritieken ontving van zowel nationale als internationale filmcritici. "De Brug" was een elf minuten durende stomme film over de werking van een treinhefbrug in Rotterdam, kunstig gefilmd en gemonteerd, waardoor het als een kunstfilm werd gezien, een derde genre naast speelfilm en documentaire.
Ivens' naam als cineast was gevestigd en hij kreeg de ene opdracht na de andere. In 1931 mocht hij de allereerste Nederlandse geluidsfilm regisseren, een bedrijfsfilm voor Philips. In deze beginperiode werd hij ook politiek steeds actiever. Hij wilde zijn invloed als filmmaker aanwenden om de wereld te verbeteren en was onder de indruk van het Sovjetcommunisme. In 1931 werd hij lid van de communistische partij en zou hij decennialang de voordelen van de socialistische revolutie in beeld brengen.
Joris Ivens stapte bevlogen en wellicht naïef het avontuur in, terwijl de Sovjet-Unie leed onder het bewind van Stalin, die verantwoordelijk was voor miljoenen doden. Nederland erkende de bolsjewistische republiek zelfs niet officieel. Ivens maakte verschillende technisch kundige films die pure propaganda waren voor het Sovjetregime, waarbij hij zelfs dwangarbeid gebruikte voor de productie. Hij zou de dwangarbeiders later als 'onkruid' hebben betiteld, wat leidde tot afkeuring in de Nederlandse pers.
Andere films van zijn hand, zoals een documentaire over de Zuiderzeewerken, werden positiever ontvangen omdat ze een geromantiseerd beeld van de trotse arbeider lieten zien. Zijn liefde voor de Sovjet-Unie betekende echter een breuk met zijn ouders en familie in Nijmegen, die hij als bourgeois beschouwde.
Vanaf 1936 werkte Ivens in de Verenigde Staten aan antifascistische films. Samen met Ernest Hemingway maakte hij "Spanish Earth" over de Spaanse Burgeroorlog. Later produceerde hij ook "The 400 Million" in China. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Ivens propagandafilms tegen het Derde Rijk en Japan in opdracht van het Amerikaanse leger, waarbij zijn positieve houding ten opzichte van de Sovjet-Unie geen probleem meer was, omdat Stalin een bondgenoot van de geallieerden was.
Na de oorlog verspeelde Ivens snel zijn krediet in Nederland door de film "Indonesia Calling" te maken, waarin hij de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging steunde. Dit werd gezien als landverraad omdat het Nederlandse leger betrokken was in de strijd tegen Soekarno. Desondanks bleef Ivens vasthouden aan zijn idealen en werkte hij zonder Nederlandse steun verder. Van 1947 tot 1957 woonde hij in Oost-Europa en maakte hij veel propagandafilms voor het communistische Oost-Duitsland en andere Oost-Europese landen. Hij verkondigde de revolutionaire boodschap ook in Cuba en het China van Mao.
Tijdens de oorlog maakte hij in opdracht van het Amerikaanse leger anti-Duitse films, en later maakte hij anti-Amerikaanse films over de Vietnamoorlog. In 1976 voltooide hij een twaalfdelige serie over het leven in China tijdens de Culturele Revolutie, waaraan hij vier jaar had gewerkt samen met zijn vierde vrouw Marceline Loridan. Deze film werd in veel landen uitgebracht en op televisie vertoond. De belangstelling was vooral te danken aan het feit dat China in deze periode zeer gesloten was. De film kreeg echter kritiek omdat hij een kritiekloze lofzang was op de Culturele Revolutie en de massa-executies, werkkampen, onderdrukking en hongersnood niet aan bod liet komen. Pas in de jaren tachtig erkende Ivens, op zijn oude dag, de schaduwzijden van de socialistische systemen.
In 1957 verhuisde hij naar Parijs, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. In datzelfde jaar won hij de Gouden Palm in Cannes. Ook in de communistische wereld bleef hij populair en in 1967 won hij in Moskou de Leninprijs voor Wetenschap en Cultuur. Ondertussen kwam er enige toenadering tussen Nederland en Ivens. In de jaren tachtig werd hij uiteindelijk gerehabiliteerd door minister van Cultuur Brinkman. In 1988 werd hij uitgeroepen tot ereburger van Nijmegen en enkele maanden later ontving hij een onderscheiding van koningin Beatrix. Zo kreeg hij, na wereldwijd prijzen en medailles te hebben ontvangen, ook erkenning in zijn eigen Nederland, enkele maanden voor zijn dood.