In de late Middeleeuwen (circa 1000-1500 na Christus) werden boerderijen in laaggelegen gebieden op terpen gebouwd. Een terp is een opgeworpen verhoging in het landschap met als doel een woonplek te maken waar men veilig was voor hoog water.
De terp aan de Hogewaldstraat ligt aan de rand van een laagte in de oeverwal (tussen Weurt en Beuningen) waar het hoge water vrij binnenstroomde, voordat er dijken waren.
De ouderdom van terpen varieert sterk. De oudste zijn prehistorisch en dateren mogelijk uit ongeveer 500 voor Christus. De terpen in het rivierengebied zijn aangelegd in de Middeleeuwen, in de periode voordat er een aaneengesloten bedijking bestond (omstreeks 1300). Vaak werd een plek gekozen die van nature al iets hoger lag. Terpen werden na hun aanleg nog regelmatig verder opgehoogd, tot ze rond 1200 hun maximale hoogte bereikten. Aan de Hogewaldstraat zijn bij archeologisch onderzoek vondsten uit verschillende perioden geborgen. Het archeologische zwaartepunt betreft (een deel van) een nederzetting uit de Midden-Bronstijd. Naast vier huisplattegronden, spiekers en een flink aantal kuilen is er ook aardewerk, keramische voorwerpen (twee weefgewichten) en bewerkt vuursteen aangetroffen.
Door heel Nederland komen verschillende soorten terpen voor. Zo vinden we grote terpen voor meerdere gebouwen of zelfs gehuchten hoofdzakelijk in het kustgebied Friesland en Groningen. In het rivierengebied (waar men ook spreekt van pollen) gaat het meestal om huisterpen, waarop slechts een enkele boerderij staat.