Boerenerven zijn zo oud als de oudste boerderijen in Nederland. Vanaf welk tijdstip boerderijen voorkomen is afhankelijk van het ontginningstijdstip van een gebied. Van de oudste boerenerven zijn weinig gegevens bekend. In de loop der tijd zullen meer en meer onderdelen zijn toegevoegd aan het erf.
'Het traditionele boerenerf' bestaat niet. Per landschapstype en verloop van ontwikkeling in de tijd verschillen ze. Van oudsher was boerderij met erf een zelfvoorzienend geheel dat de bewoners alles bood om te kunnen leven. Als het leven veranderde, dan veranderde het erf mee. Het karakter en de rijkdom van de bewoners bepaalde hoe een erf eruit zag. Bij armoede waren er alleen elementen van nut op het erf, de erfbeplanting moest groente en fruit opbrengen voor het hele gezin. Waar wat geld was, stonden ook wat sierplanten tussen de groenten in de moestuin.
Een erf is opgedeeld in 'het voor' en 'het achter'. Op 'het voor' zwaaide de boerin de scepter. Op 'het voor' liggen moestuin, (soms) siertuin, boomgaard, de bleek en een weide voor kleinvee. Vaak stonden voor het huis een paar leilindes als zonwering. Rondom boomgaard en moestuin lag een omheining die ervoor zorgde dat ongewenste bezoekers er niet in kwamen. Vaak bestond de omheining uit prikkende meidoorn. 'Het achter' was voor de boer. Hij bewerkte het land, verzorgde het vee en kapte hout. Op 'het achter' liggen de stallen, schuren, weilanden met drinkpoel, akkers, houtsingels en geriefhoutbosjes. Vaak stond midden op het erf een beeldbepalende boom (meestal eik of es) met een diepe penwortel die als bliksemafleider diende. De taakverdeling van vroeger (voor en achter) geldt in veel gevallen nog steeds.