Bij graafwerkzaamheden in juni 1998, voor de aanleg van natuurgebied De Steendert, vond G. Taconis uit Kerk- Avezaath tijdens een opgraving van BATO (Beoefenaren Archeologie Tiel en Omstreken) op de bodem van een Romeinse wijnton die als waterput was hergebruikt, een fragment van een Romeins schrijfplankje. Dendrochronologisch onderzoek wees uit dat het hout van de duigen waarvan de wijnton was gemaakt na 64 na Chr. moet zijn gekapt.
De Romeinen gebruikten houten plankjes voorzien van een dun laagje was, waar een kort bericht ingekrast werd. De plankjes werden vervolgens dichtgeklapt en verzegeld. Zo konden berichten verstuurd worden. Na gebruik werd de was gladgestreken en kon het hergebruikt worden. De vondst in 1998 werd gedaan in buurtschap De Steendert op ongeveer anderhalve kilometer ten oosten van Est,toen nog gemeente Neerijnen. In dat gebied was negentien eeuwen eerder een Bataafse boerengemeenschap gehuisvest. Het schrijftafeltje kreeg de naam: Tabula (cerata) van Est/ De Steendert.
Langs de Rijn liep tweeduizend jaar geleden de noordelijke grens van het Romeinse Rijk: de Limes. Om deze grens te bewaken bouwden de Romeinen langs de rivier wachttorens, wegen, waterwegen en legerkampen. Er zijn veel overblijfselen in de grond bewaard gebleven, waarmee de Limes het grootste archeologische monument van Nederland is. In 2021 werd deze Neder-Germaanse Limes, de officiële naam van dit deel van de grens, erkend als UNESCO Werelderfgoed. Het huidige West Betuwe maakte in de eerste 450 jaar van de jaartelling deel uit van dat grote Rijk met contacten die zich uitstrekten vanaf Schotland tot Oost-Europa en het Midden-Oosten en van Zuid-Europa tot Noord-Afrika. Om een dergelijk groot Rijk te kunnen besturen was goede en snelle communicatie van groot belang. Met het gebruik van een gemeenschappelijke taal (het Latijn), goede verbindingen over water en land en een netwerk van koeriers en paarden, kon in een paar dagen tijd een bericht vanuit het Rivierengebied naar Rome gebracht worden.
Rond het begin van onze jaartelling moeten er in de huidige provincie Gelderland zo’n 63.000 tot 91.000 mensen hebben gewoond. Dat lijkt niet veel maar toentertijd was dit enorm. Een groot deel van de bevolking woonde in het Rivierengebied. Met meer dan 30 personen per vierkante kilometer behoorde dit gebied daarmee tot Europa’s dichtstbevolkte gebieden en dat bleef zo tot ver in de middeleeuwen. Dat is opgemaakt uit allerlei archeologische vondsten. Zo vond een inwoner van Tricht eind jaren zeventig bij de bouw van de wijk Hoekenburg scherven van handgevormd aardewerk en ook Romeins importaardewerk. Er blijken veel kleine nederzettingen te zijn geweest. Deze concentreerden zich vooral op de hogere delen in het landschap, wat relatieve veiligheid bood tegen hoog water. Er was akkerbouw en extensieve veeteelt op de lagere delen (de komgronden).
Ook de Bataven (Batavieren) vestigden zich hier tussen 50 voor en 450 na het begin van onze jaartelling. Zij namen veel Romeinse gebruiken over. Ze spraken waarschijnlijk de voertaal Latijn, droegen Romeinse namen, hadden het Romeinse burgerrecht en leverden ook veel soldaten voor het Romeinse leger. Met het vertrek van de Romeinen vanaf de vierde eeuw na Christus, nam de bevolking schrikbarend af. Dat kwam niet alleen door het vertrek van de Romeinen. Ook door klimaatverandering, ziekte (de pest van Justinianus (541-543 na Christus)) is waarschijnlijk de eerste pestpandemie die Europa trof) en toegenomen onveiligheid (invallen van de Noormannen). Overal in Europa zijn dergelijke afnames zichtbaar, soms tot wel tachtig procent van de bevolking.
Bronnen:
Dit is een venster uit de Canon van West Betuwe
Vorige vensterVolgende venster
Rita Boer Rookhuiszen-de Joode, CC-BY-NC