De Leste Mert in Druten bestaat al meer dan 200 jaar. Het is niet alleen een begrip voor Druten maar voor de hele regio. Koopman-Koning Willem 1 geeft in 1819 bij Koninklijk Besluit toestemming voor het houden van de ‘Leste Mert’.
De naam ‘Leste Mert’ geeft aan dat er per jaar meer markten werden gehouden. Er zijn in Druten drie jaarmarkten geweest: één op de eerste dinsdag na achttien april, één op de eerste donderdag van september en één op de eerste donderdag na 2 november. Die ’Leste Mert’ in november is voor veel mensen zo belangrijk, dat ze er vrij voor nemen. Dat geldt voor de meiden en de knechten op de boerderijen, voor scholen en bedrijven. En ook de huisvrouwen werken die dag niet. Eten wordt er dus die dag niet gekookt.
Een of twee dagen van tevoren maken de vrouwen een grote pan snert. Het eten hiervan is tijdens de ‘Leste Mert’ een heilige traditie geworden. Op de drie jaarmarkten gaat het alleen om koeien. Er komen veel keuterboertjes. Op de eerste markt kunnen ze, afhankelijk van de hoeveelheid weide die ze hebben, koeien kopen of verkopen. Op de tweede markt kunnen ze de veestapel aanpassen. Op de derde of ‘Leste Mert’ kopen of verkopen ze koeien, afhankelijk van de beschikbare ruimte in de stal en van de voorraad veevoer. Voor het eind van het jaar moet ook de pacht en/of de rente en aflossing van de boerderij betaald worden. Wie krap bij kas zit, verkoopt meer vee. Daarom is de laatste, de ‘Leste Mert’, de belangrijkste.
Elke koop op de markt wordt met een borreltje beklonken. Als boeren met hun koeien aan een touw lopend naar Druten zijn gekomen en veel koeien verkocht hebben, is het soms moeilijk in rechte lijn de weg terug naar huis te vinden. Het Marktcafé van Stet van Os was populair bij de handelaren. Dit café bestaat niet meer.
In de loop der jaren komt er op de veemarkt allerlei handel bij. Vooral in voor de boerderij belangrijke artikelen. Zadel- en tuigmakers, klompenmakers, wagenmakers , touwslagers, smeden, mandenmakers e.d. bieden hun waar te koop aan. Men verkoopt er ladders en gereedschap, maar ook huishoudelijke artikelen, etenswaren, kleding, tassen en stoffen. Daarnaast trekken de markten kwakzalvers, barbiers, muzikanten en kermisklanten aan. Zo wordt de markt niet alleen voor de boeren aantrekkelijk, maar voor iedereen die er eens een dagje uit wil zijn.
De eerste twee veemarkten zijn er allang niet meer. Door de komst van het vrachtvervoer zijn de boeren nu minder aan de Drutense jaarmarkt gebonden en kunnen ze de koeien het hele jaar op de grote veemarkten van bijvoorbeeld Den Bosch, Utrecht en Rotterdam of op internet verhandelen. Ook op de huidige ‘Leste Mert’ gaat het allang niet meer om de handel in koeien. Was het aantal koeien rond 1980 al teruggebracht tot een paar honderd, tegenwoordig kost het moeite om honderd koeien naar de markt te krijgen. Ook zijn er nu paarden en pony’s en kleinvee zoals kippen, konijnen, hamsters, cavia’s en sierduiven te bewonderen. Er is wel nog handel in pony’s. Het andere vee is er alleen maar om geaaid en geknuffeld te worden. Was het vroeger vooral een veemarkt voor de boeren, tegenwoordig is de Leste Mert er voor iedereen en heeft hij een recreatieve functie met veekeuringen, marktkraampjes, eet- en drinkgelegenheden, muziek, straattheater en een kermis voor de kinderen. Jaarlijks komen er nog zo’n dertigduizend mensen op af.
Dit verhaal is onderdeel van het Verhaal tussen Maas en Waal. Het volgende venster is hier te vinden.
Bronnen en verder lezen:
Adriaan Maters, Historisch Besef Beuningen ; Redactie Tweestromenland, CC-BY-NC
Verhaal tussen Maas & Waal
Industrie
1800-1900
Druten
Rijk van Nijmegen