Bij de sanering van de Arnhemse wijk Klarendal in de jaren negentig van de negentiende eeuw kregen een aantal woningen eigen toiletten en ijzeren ledikanten in plaats van bedsteden. De bewoners waren niet aan deze voorzieningen gewend en hielden de toiletten niet goed schoon.
Al snel keerde de woningbouwvereniging terug naar de toepassing van bedsteden en gemeenschappelijke privaten. Ondanks deze tegenslag zette de aanleg van nutsvoorzieningen enkele jaren later door, ook bij de arbeiderswoningen.
De binnenstad en Klarendal hadden al in de jaren tachtig en negentig riolering gekregen en het net was daarna meegegroeid met de stadsuitbreidingen. In dezelfde periode waren een gas- en een waterleidingnet aangelegd en in 1907 werd begonnen met de aanleg van een elektriciteitsnet. Verder bouwde de gemeente in de wijken Geitenkamp en Lombok tussen 1920 en 1930 twee badhuizen. De meeste woningen beschikten slechts over een koude kraan en de gemeente wilde met badinrichtingen de hygiëne bevorderen.
In Nijmegen verliep de ontwikkeling van de nutsvoorzieningen ongeveer parallel. In 1908 werd hier de gemeentelijke elektriciteitscentrale in gebruik genomen. Het nieuwe Waterkwartier, dat in de jaren 1920 en 1921 verrees, kreeg een centrum met enkele winkels en een badhuis. Op het platteland drongen de nutsvoorzieningen langzamer door. Ook hier werden de gas- en waterleidingnetten het eerst aangelegd, terwijl de provinciale elektriciteitsvoorziening pas in de jaren twintig goed op gang kwam. De elektriciteitsnetten groeiden vanuit de stedelijke gebieden rond Arnhem en Nijmegen, al waren er ook enkele dorpscentrales.
Bestuurders en architecten verwachtten van gezonde, goed verzorgde woningen met nutsvoorzieningen zoals water, riool en gas een opvoedende werking. Zoals al bleek uit het voorbeeld van Klarendal, waren oude gewoonten echter niet zo eenvoudig te veranderen.
In Nijmegen trachtte men de verheffing van de arbeider in 1925 te stimuleren door de aanstelling van twee woninginspectrices, die hardleerse asociale bewoners 'burgerzin' moesten bijbrengen. Dit idee was overgenomen van de Britse fabrieksdorpen waar streng werd toegezien op goed gedrag en een gezonde leefwijze. Ook Heveadorp had een dergelijke controle: de echtgenote van de directeur hield jarenlang persoonlijk toezicht op het functioneren van de huishoudens.
Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).
Jan Vredenberg