Gelderland is rijk aan volksverhalen en sagen die eeuwenlang zijn doorgegeven. Deze verhalen bieden een bijzondere inkijk in de normen en waarden van vroegere tijden, maar ook in de angsten, overtuigingen en legendes die door de eeuwen heen de gemoederen bezighielden. Veel van deze verhalen vormen een essentieel onderdeel van het immateriële erfgoed van onze provincie.
Volksverhalen zijn mondelinge vertellingen die onder de mensen leven, vaak met variaties die ontstaan in de loop van de tijd. Sagen hebben vaak een mystiek of bovennatuurlijk element, waarin bovennatuurlijke wezens zoals zeemeerminnen, kabouters en reuzen een rol spelen. Ook komen magische figuren zoals heksen en tovenaars veelvuldig voor in deze verhalen.
In Gelderland zijn er talloze voorbeelden van volksverhalen die geworteld zijn in de lokale cultuur. Denk bijvoorbeeld aan Schinderhannes uit Neede, een volksheld die als rover opkwam voor de arme bevolking, of de verhalen over Toverdokters uit Wageningen, die mensen zouden genezen met hun bijzondere krachten.
Sommige volksverhalen zijn gebaseerd op historische gebeurtenissen, en dat maakt ze extra interessant. Een goed voorbeeld is het verhaal van de Hooiplukker uit Lochem. Dit verhaal speelt zich af tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en vertelt hoe het Spaanse leger onder leiding van Verdugo in 1582 probeerde Lochem in te nemen door soldaten te verbergen in hooiwagens. De list werd ontdekt, en de stad bleef in Gelderse handen.
Een ander bekend verhaal is dat van de brandende Buntmansberg bij Nunspeet, dat teruggaat op een zeventiende-eeuwse roofmoord. Zulke verhalen geven een spannende inkijk in het Gelderland van vroeger.
Verschillende verhalenvertellers hebben een belangrijke rol gespeeld in het levend houden van deze sagen. Zo was de onderwijzer Gomarius Emmanuel Mes (1849-1918) bekend om zijn publicatie over de koortsboom in Overasselt. Hoewel dit verhaal later aan de tijd van Willibrord werd gekoppeld, gaat het in werkelijkheid terug op oudere volksgebruiken.
Een andere invloedrijke figuur was A.C.W. Staring (1767-1840), die zich liet inspireren door de volkscultuur en bijvoorbeeld de sage van de Witte Wieven bedacht. Ook Baron Sloet tot Oldhuis (1807-1884) speelde een rol met zijn verhalen, zoals de sage van Blauwe Gerrit uit Voorst.
Veel volksverhalen hebben een toeristische aantrekkingskracht en worden vandaag de dag gebruikt om regio's meer bekendheid te geven. Een bekend voorbeeld is de sage van de Witte Wievenkuil bij Lochem, die door Bakker Postel uit Zwiep werd verzonnen om bezoekers naar zijn toeristische onderneming te trekken.
Moderne interpretaties van volksverhalen blijven ook populair. Zo werd het verhaal van Winnie de Poema in de omgeving van Apeldoorn bekend, geïnspireerd door de vermeende waarneming van een poema op de Ginkelse Heide in 2005. En in Brummen ontstond een tijdje een rage onder jongeren die spookplaatsen opzochten, zoals een verlaten boerderij die als ‘spookplek’ gold.
Bronnen:
Verhalen van stad en streek, sagen en legenden in Nederland, Willem de Blecourt e.a. uitgeverij Bert bakker, 2010.
Meertens Instituut bestudeert sinds 1994 volksverhalen en sagen vanaf de middeleeuwen tot heden. Zie bijvoorbeeld: Dorothea Visser. Haar graf is een bedevaartplaats. Of neem een kijkje op www.verhalenbank.nl, een belangrijk nationaal erfgoedarchief.
Dorothea Visser in Olburgen, Pastoor Geudens.
Olga Spekman, CC-BY
Kunst en cultuur
Streekgeschiedenis
Kinderen
1800-1900