In 1313 kochten de Cisterciënzers in Bergharen een deel van wat nu de Kapelberg heet. Om Maria te vereren bouwden ze daar een kleine kapel met daarin een Mariabeeld. In de loop der eeuwen bleef de Mariaverering op deze plek.
De legende gaat dat het eerste beeld gesneden zou zijn door de kreupele monnik Assumptio. Rond 1500 is het beeld vervangen door een Piëta. Het is een houten gepolychromeerd beeld in Nederrijnse stijl. De gebedsplaats wordt bedevaartsplaats en het krijgt de naam: Onze Lieve Vrouwe ter Nood Gods.
Als de monniken in 1621 als gevolg van de Reformatie het gebied moeten verlaten raakt de plaats in verval. Het beeld wordt ondergebracht in kasteel Hernen. De Heren van Hernen blijven rooms-katholiek. Er komt ook geen einde aan de volksdevotie. Niet alleen uit de streek maar overal vandaan blijven de mensen komen. Vooral in de Goede Week en met Allerzielen. Op de plek van de kapel wordt een linde geplant. Hij krijgt de naam van "heilig bumke." Het wordt dé plek om te bidden.
Na het herstel van de Bisschoppelijke Hiërarchie in 1853 duurt het nog tot 1926 voordat deze plaats weer als bedevaartsplaats wordt ingezegend. In 1927 brengen de gelovigen de Piëta op een ezelskar van het kasteel naar de St. Annakerk. In 1935 krijgt het een plaats in de toen daarvoor gebouwde eenvoudige kapel. In 1948 vervangt men deze voor de huidige. Hierin staat nu een replica van de Piëta. Het origineel bevindt zich in de Bergharense St.Annakerk uit 1893. Uit de loten van de in 1964 bij een storm omgewaaide linde ontstond een nieuw ‘’heilig bumke’’. Jaarlijks vindt op de gedenkdag van de Maria ter Hemelopneming op 15 augustus of op de zondag daarna de grote Maas en Waalse Mariabedevaart plaats. Velen nemen daaraan deel.
Verder lezen:
Wim Kattenberg, Historicus Erfgoedstudiehuis, CC-BY-SA