Op 24 januari 1945 vond in Tilburg de oprichtingsvergadering van de Landelijke Hulpactie Roode Kruis (H.A.R.K.) plaats. De werkzaamheden van de H.A.R.K. beperkte zich in eerste instantie tot de bevrijde gebieden in Zeeland, Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. In Gelderland is vooral de hulpactie ‘Amsterdam helpt Arnhem’ bekend geworden.
Arnhem had zwaar geleden onder de Tweede Wereldoorlog. De Slag om Arnhem, de Tweede Slag om Arnhem en de bevrijding van Arnhem hadden de stad goeddeels verwoest. Meer dan tien procent van de huizen was volledig verwoest en slechts iets meer dan een half procent van de huizen was na de oorlog volledig ongeschonden. Hen Bollen, een van de eerste bewoners die na de bevrijding van 15 april 1945 terugkeerde, beschreef gedetailleerd wat hij in de verwoeste stad aantrof: ‘een stad zonder een enkele burger; alle winkels, huizen, kantoren leeggeroofd, flarden van gordijnen die uit kapotte ramen wapperen, tientallen verwilderde honden en katten die door de straten en rond de huizen sluipen’.
Een oproep van het Polygoonjournaal leidde in de zomer van 1945 tot de start van de actie ‘Amsterdam helpt Arnhem’. Er was zowel grote behoefte aan materiële goederen zoals huisraad als aan praktische hulp bij het herbouwen van de stad. Uit diverse krantenberichten uit 1945 blijkt dat beide vormen van hulp welwillend door de Amsterdammers verleend werden.
Het Amsterdamsch Dagblad berichtte op 20 juli bijvoorbeeld over ‘een twintigtal opzichters en werklieden van de Amsterdamsche Gemeentewaterleidingen’ die in Arnhem kwamen helpen bij het herstel van de waterleidingen. De communistische krant De Waarheid vermeldde op 9 augustus dat ‘de inzameling van ruiten naar wens verloopt’: behalve praktische hulp bleef ook de materiële hulp dus komen. Naast deze twee vormen van hulp werden er ook acties georganiseerd om geld in te zamelen voor Arnhem. Zo berichtte De Tijd op 20 augustus over een ‘cabaret-dansavond’, waarvan ‘de baten geheel aan Arnhem ten goede zullen komen’. Een laatste voorbeeld van hulp is dat Amsterdammers zich eind december 1945 konden opgeven als gastgezin voor Arnhemse kinderen, wanneer dit door de strenge winter nodig bleek te zijn. De Volkskrant schreef dat het ‘thans de beurt aan Amsterdam is om gastvrijheid te verlenen’. In de winter van 1944 ‘genoten Amsterdamse kinderen immers gastvrijheid in de provincie’.
Bronnen en verder lezen:
Elmar van de Ree, CC-BY-SA