Tijdens de Gelderse Oorlogen wordt veldheer Maarten van Rossum tot veldmaarschalk benoemd. Onder andere Floris van Egmond en Schenck van Toutenburg, stadhouders van keizer Karel V, maken het de hertog Karel van Gelre lastig. In 1524 krijgt Maarten van Rossum als veldmaarschalk het opperbevel over alle Gelderse troepen.
Door de Gelderse Oorlogen komt hertog Karel in geldnood. Hij moet hierdoor regelmatig een beroep doen op de adel en de steden. Vanaf ongeveer 1520 ontstaat er een oppositie binnen Gelre, tegen het bewind van de hertog. De hertog moet voortaan aan de bannerheren, ridderschap en steden toestemming vragen voor bijvoorbeeld het afkondigen van muntverordeningen en het voeren van oorlog.
De hertog kan echter nog wel oorlog blijven voeren. In 1523 valt het Gelderse leger bijvoorbeeld Rhenen aan. In 1524 verliest hertog Karel van Gelre zijn invloed op Friesland als het keizer Karel V erkent als heer. In datzelfde jaar moet de hertog zijn aanspraken op Overijssel afstaan aan de bisschop van Utrecht. Enkele jaren later, in 1527, vraagt de stad Utrecht om Gelderse hulp. Dit is tegen de wens van de bisschop in maar wordt gesteund door het bestuur van de Utrechtse gilden, de kapittels en een deel van de adel. Op 5 augustus 1527 bezet Maarten van Rossum de stad Utrecht.
De ruiters van Maarten van Rossum ondernemen vanuit klooster Vredendaal bij Utrecht verschillende strooptochten. De ruiters plunderen bijvoorbeeld het klooster Mariënhove bij Soest en bezetten Huis ter Eem. Ook Soest wordt geplunderd en daarna in brand gestoken.
Op 6 maart 1528 wordt vanuit Utrecht een tocht naar Den Haag ondernomen. Van Rossum valt Den Haag, met hulp van het Utrechtse leger, van twee kanten aan. Den Haag is dan een onbeschermde, rijke stad zonder verdedigingsmuren. In totaal namen er ongeveer drieduizend soldaten deel aan de aanval. De stad Den Haag wordt geplunderd, maar het hof niet. Hierover lijken dus duidelijke afspraken gemaakt te zijn met de soldaten.
Op 3 oktober 1528 sluit hertog Karel van Gelre, in het bijzijn van onder andere Maarten van Rossum, het verdrag van Gorkum. Dit verdrag moet de Gelderse oorlogen beëindigen. Hertog Karel van Gelre erkent keizer Karel V als heer van het hertogdom Gelre. Hij positioneert zichzelf vanaf dan dus als leenman van de keizer. Dit betekent echter niet dat de hertog vanaf 1528 aan dezelfde kant staat als de keizer. Het verdrag zorgt er uiteindelijk niet voor dat de oorlogen beëindigd worden. Als Karel van Gelre in 1543 de Franse koning als zijn opvolger aanwijst wordt het verdrag van Gorkum definitief gebroken.