De Amsterdamse Joseph Hes en zijn Duitse vrouw Jette Hes-Honij zijn Joods en wonen in Bocholt in Duitsland. Samen hebben ze twee kinderen, Sally en Bertha. Op 23 maart 1912 verhuizen ze naar Elburg. De gemeenteraad van het stadje benoemt Joseph tot ‘lid der commissie ter wering van het schoolverzuim’. Ook werkt hij als keurmeester van het slachthuis en als ritueel slachter.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog komen Joseph en Jette via kamp Westerbork in juni 1943 in het Poolse vernietigingskamp Sobibor terecht. Dit overleven ze niet. Ook dochter Bertha overlijdt in kamp Sobibor. Zoon Sally sterft vlak voor de bevrijding in vernietigingskamp Auschwitz.
Dit verhaal is verzameld in het kader van de tentoonstelling 'Gelderlanders over Grenzen' van het Erfgoedfestival 'Over grenzen van Gelderland', 23 mei t/m 22 juli 2018.