Onder invloed van de keizers van het Heilige Roomse Rijk, het latere Duitse Rijk, ontstaat een geheel eigen variant van de romaanse en gotische architectuur. Omdat de keizer zichzelf ziet als 'verdediger van het geloof' komt de nadruk in de kerkbouw heel sterk te liggen op de westkant als het domein van de keizer.
Bij de grote romaanse kerken, zoals de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Maastricht, is er sprake van een fors westwerk. In de dorpskerken is die nadruk terug te vinden in de opvallend zware torens met bovenverdieping. Het eigen karakter komt nog sterker uit in de gotiek.
In tegenstelling tot de Franse gotiek met grote ramen, voor het licht, en de luchtbogen blijven de muren in Duitsland dragend. Dit is, naar aangenomen wordt, gebeurd onder invloed van de Cisterciënzers. Hun streven naar eenvoud komt hierin het meest tot uiting. Dit leidt tot het bedekken van zowel de zijbeuken als het schip met één dak. Deze steunt op de hoog opgetrokken muren van het midden- schip zonder bovenvensters.
Omdat tot 1648 het Land tussen Maas en Waal Duits gebied is, zijn er in de kerken in Dreumel en Bergharen nog kenmerken van de schijnbasiliek terug te vinden. Hoewel in Dreumel het schip verdwenen is, zijn er nog twee bakstenen pijlers met scheiboog naar de zuidelijke beuk en het koor over. In Bergharen is de hele pseudo-basicale opbouw nog te zien. Hier ontbreekt het koor. Opvallend is hier de zware laat-romaanse toren.
Dit is een achtergrondverhaal bij het Verhaal tussen Maas en Waal.
Wim Kattenberg, Historicus Erfgoedstudiehuis, CC-BY-SA