Dueleren voor eer in de Gelderse adelcultuur

Godsgericht en eerwraak

Roddel, achterklap en benadeling lagen altijd op de loer. Zelfs een edelman die zich ogenschijnlijk in de gunst van de wereld mocht verheugen, diende voortdurend op zijn hoede te blijven voor boze tongen en benadeling, want een gunstig oordeel of positie kon plotsklaps omslaan.

Dueleren moet je leren

In de middeleeuwen kon men bij een onoplosbaar juridisch geschil het laatste woord aan God overlaten door middel van een duel. Het hoogtepunt van het duelleren lag in de elfde en twaalfde eeuw. Niet iedereen mocht duelleren, zoals misdadigers of mensen met een eerloos beroep, bijvoorbeeld toneelspelers en acrobaten. Oudere personen en geestelijken mochten ook niet duelleren, maar zij konden een beroep doen op een voorvechter.

De regels schreven voor dat beide partijen gelijke wapens moesten dragen en voldoende tijd moesten krijgen om zich voor te bereiden. De periode tussen de gerechtelijke uitspraak en het duel, meestal veertig dagen, kon gebruikt worden om de vechtkunst te verfijnen met een vaak gespecialiseerde vechtmeester. Ook was het een tijd om afscheid te nemen, een testament op te stellen of verzoening te zoeken. Vlak voor het duel ging men te biecht en moest men zweren op het religieuze boek dat men de waarheid had gesproken.

Naast deze regels zijn er maar weinig gerechtelijke duels feitelijk beschreven in Gelderland. Wel is bekend dat in Doetinchem in 1594 een luitenant om het leven kwam tijdens een duel met een korporaal.

Rapier gereed!

In de late vijftiende en vroege zestiende eeuw heerste chaotisch bestuur door opvolgingstwisten en oorlog. Juist in deze periode, waarin vorstelijk gezag wegviel, steeg het aantal gevallen van eigenrichting en andere vormen van privaat geweld. Het dragen van een rapier (steekwapen) aan de riem werd een teken dat men te allen tijde zijn eer en geliefden wilde verdedigen.

Het was verboden voor burgers en boeren, die niet tot de krijgsklasse behoorden, om wapens te dragen. Toch werd dit verbod vanaf de zestiende eeuw door velen genegeerd. Dit blijkt uit de talrijke stedelijke voorschriften die de maximale lengte van messen, zwaarden en rapieren voor burgers bepaalden. Pas tijdens de Troebelen (1555–1567) werd in het Hertogdom een verordening uitgevaardigd tegen het voeren van wapens. Deze had echter weinig effect.

Eergeweld

Voor een man van eer was het van het grootste belang nimmer te buigen of te wijken wanneer gelijken of ondergeschikten zijn autoriteit ter discussie stelden of hem benadeelden. Dit gedrag moest onmiddellijk worden gepareerd, wat regelmatig leidde tot eergeweld.

De man van eer had vaak een gebrekkige driftregulering: hij was kortaangebonden, impulsief, hoogmoedig, driftig en extreem gevoelig voor iedere vermeende krenking. Bij de gerechtsvoering beriep men zich naast noodweer vaak op deze karaktertrekken. Bekende Gelderse namen in dit verband zijn onder andere Frederik Johan van Baer, diverse leden van de familie Van den Bergh, Derk van Keppel tot Oolde, de Bredevoorster drost Jacob van der Capellen, Diderik van Lintelo, officier Diederich van Dorth en mr. Hans Joncbloet, scherprechter van het Overkwartier.

Remissieboeken

Menig edelman beging in zijn leven (soms meerdere malen) een doodslag. Dit blijkt uit de remissie- of kwijtscheldingboeken van het Hof van Gelre en Zutphen. In deze gevallen stelde men genade boven gestrengheid. Het karakter van de remissiant speelde een belangrijke rol: slechts goede katholieken en burgers van onbesproken gedrag kwamen in aanmerking voor remissie.

Men kon remissie verkrijgen bij diefstal, ontucht en ‘onnozele doodslagen’ als gevolg van noodweer, verdediging van eigen woning of noodweerexces. Het misdrijf diende minstens een jaar geleden te hebben plaatsgevonden (vaak verbleef men in die periode buiten het kwartier) en men moest zich verzoend hebben met de nagelaten betrekkingen.

Het Hof liet in het Hertogdom tussen 1561 en 1680 meer dan vierhonderd keer een remissie na een misdrijf optekenen. Vooral in de tweede helft van de zestiende eeuw vermeldt het Remissieboek veel adelijke namen. In de periode 1561–1580 werd negen keer gratie verleend aan een edelman die een ernstig geweldsdelict had begaan (op een totaal van 75 remissies).

Uit onderzoek blijkt dat er veel discussie was over wie en welk rechtsorgaan remissie mocht verlenen. Het recht op remissie werd op grote schaal misbruikt door personen of instanties die hiertoe officieel niet gerechtigd waren.

Bronnen:

  • Republiek van adel, eer in de Oost-Nederlandse adelcultuur (1555–1702), Conrad Gietman, Van Gruting, 2011, ISBN 978-90-758795-99
  • Te wapen, Europese vergeten krijgskunsten, Bert Gevaert, Davidsfonds, 2016, ISBN 978-90-590872-31

Meer informatie:


Rechten

Olga Spekman, CC-BY

  • Oorlog

  • Personen

  • Bestuur

  • 1000-1500

  • 1500-1600

  • 1600-1700

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl