
De kabouterbeweging was het geesteskind van de Amsterdamse ex-provo Roel van Duijn. De beweging vormde min of meer de opvolger van Provo, dat van 1965 tot 1967 het openbare leven in de hoofdstad had verlevendigd.
De kabouterbeweging kende een grotere verspreiding over Nederland dan Provo. Het jongerenblad Aloha ging fungeren als orgaan van de ludieke protestbeweging. In de eerste helft van 1970 werden wel zestig 'kaboutersteden' geteld, volstrekt autonoom - conform de uitgangspunten van de beweging.
In Gelderland waren in Arnhem, Nijmegen, Berg en Dal, Dieren, Lichtenvoorde, Wageningen en Winterswijk groepen actief. Aan de gemeenteraadsverkiezingen van juni 1970 deden de kabouters in vijftien plaatsen mee met een eigen lijst, in Gelderland behalve in Arnhem ook in Lichtenvoorde. Bij die verkiezingen werden in zeven plaatsen in totaal twaalf kabouters in de gemeenteraden gekozen.
De gedachte achter de kabouterbeweging was dat de mens de natuur niet diende te beheersen, maar met haar in harmonie moest leven. Veel groen, veel lief en veel gratis: dat waren kernpunten uit het kabouterprogramma. Onderlinge verdeeldheid en het feit dat de gevestigde partijen meer aandacht kregen voor de door de kabouters op de agenda gezette milieuproblematiek deden de invloed van de kabouterbeweging al in de loop van 1971 afnemen.
Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).
Alexander van Kessel