Tussen de havenstad Antwerpen en de belangrijke Duitse handelssteden had zich in de vijftiende en zestiende eeuw over land een intensief goederenvervoer ontwikkeld. De voerlieden, die zich van aanvang af hiermee bezighielden, waren voor het merendeel afkomstig uit het graafschap Hessen.
Het gevolg hiervan was, dat de voerlieden afkomstig uit andere Duitse landstreken, o.a. uit Frammersbach in de Spessart, op grond van hun taal en beroep te Antwerpen eveneens ''Hessen'' werden genoemd. Zo werd de benaming “Hessen” in het toenmalige goederen-vervoer, zowel in de Zuidelijke als in de Noordelijke Nederlanden, het synoniem voor Duitse vrachtrijders en ontstonden de woorden Hessenwagen, Hessenweg, Hessenverkeer, Hessenhuis, Hessenkeerl, Hessenpij enz.
De naamgeving van toen is ongetwijfeld tot op heden de oorzaak van vele misverstanden over de legendarische Hessen, Duitse vrachtrijders die in opdracht van handelshuizen en kooplieden zich eeuwenlang hebben belast met het vervoer van goederen door een groot deel van Europa, van de Noordzee tot Moskou. Hiermee is tevens verklaard, waardoor de voerlieden uit Frammersbach, een klein dorp in de Spessart, gelegen tegen de zuidgrens van de graafschap Hessen en voerlui uit het aangrenzende Zuid-Hessische gebied zo’n groot aandeel hadden in het goederenvervoer tussen Antwerpen en een aantal steden in Zuid-Duitsland. Zo groot zelfs dat de naam ''Hessen'' eeuwenlang aan dit vervoer verbonden bleef.
De Hessen gebruikten vierwielige open wagens of tweewielige karren beide zonder huif. Als regel bestond een gespan voor een wagen uit twee, drie, vier of zes paarden; zeven en acht of nog meer kwamen ook voor. Voor een kar spande men één paard of twee naast elkaar en soms nog extra één middenvoor. Het maximale toegestane gewicht van de lading was 1100 kilo voor wagens. Karren met een of twee paarden mochten niet meer dan 750 kilo laden. Om de lading af te dekken werden zeilen gebruikt. Dat er maar zo weinig geladen mocht worden, had te maken met de slechte wegen en natuurlijk de bergen.
In 1517 telde Frammersbach vijftig vervoersbedrijven met ongeveer zeshonderd paarden. De belangrijke plaats, die de Frammersbacher voerlui in het toenmalige Europese goederenvervoer innamen, dankten zij voornamelijk aan de Rijksgraven van Rieneck. Van graaf Reinhard ontvingen zij in de periode van 1463 - 1518 gildebrieven. Als hun beschermheer introduceerde deze hen bij verschillende adelijke handelshuizen. Door zijn aanbevelingen gingen veel kooplieden voor het vervoer van hun handelswaren gebruik maken van de diensten der Frammerbachers.
Als knooppunt in Holland gold de hanzestad Deventer. In 1400 had Deventer tienduizend inwoners tegen Amsterdam slechts 4.700! Over de Veluwe liepen meerdere Hessenwegen, maar wij beperken ons in deze tot de Hessenweg in deze gemeente. Op de route van Arnhem, Amersfoort en Amsterdam, trokken de Hessenvoerlui via de "Planken Wambuis" en herberg ''Zuid Ginkel'' over de heide ten oosten van het dorp Ede richting Barneveld. Ter hoogte van de Driesprong kruistte de Hessenweg de route Ede – Apeldoorn om dan oostelijk van Lunteren over de Goudsberg voorbij ''De Lindeboom'' in Meulunteren zijn weg te vervolgen. In Barneveld werd gepleisterd en daarna richtte men zich dan op Amersfoort en Amsterdam.
De uitvinding van het 'ijzeren paard' (de spoorwegen) zou uiteindelijk langzaam een einde maken aan het internationale goederenvervoer met paard en wagen. Na de aanleg in 1856 van de spoorlijn Arnhem-Oberhausen verdwenen de laatste restanten van een eens bloeiend bedrijf voorgoed van onze wegen.
Museum Lunteren, CC-BY-NC
Streekgeschiedenis
1000-1500
Ede
Veluwe