Tussen september 1944 en april 1945 woonden de Arnhemmers noodgedwongen verstrooid over Nederland. Direct na de mislukte slag om Arnhem gaf de Duitse bezetter namelijk opdracht de stad te ontruimen.
Toen de inwoners van Arnhem na de bevrijding in april 1945 terugkeerden naar huis, troffen ze een spookstad aan. Slechts 145 van de 25.000 huizen in heel Arnhem waren onbeschadigd gebleven. In eerste instantie lag de nadruk op het ruimen van de 600.000 kubieke meter puin en het opzetten van noodvoorzieningen als tijdelijke scholen, winkels en officiële instanties. Het eerste plan voor een nieuwe stad kwam in 1946. De historische gebouwen rond de Markt werden gerestaureerd of weer in oude stijl opgetrokken. Andere oude gebouwen werden vervangen door nieuwbouw die in niets meer deed denken aan vroeger. Het Gele Rijdersplein en het Stationsplein werden geheel nieuw ontworpen. In 1964 werd de periode van wederopbouw afgesloten met de opening van de herstelde Eusebiuskerk.