Mevrouw Gerrie De Bie-Hunteler (1937) is twee jaar als haar vader overlijdt. Ze vertelt over hoe ze een tweede vader kreeg en over haar jeugd.
“Ik ben geboren op de Nieuwe Weg op 8 januari 1937. Mijn ouders hadden daar een boerderij. Ik had een vader, een moeder en een broer. Maar mijn vader is gestorven toen ik twee jaar was. Toch had ik weer een vader die ook Hunteler heette, want hij was de broer van mijn biologische vader. En mijn moeder bleef dus heel jong, ze was 39, alleen achter op de boerderij met twee kleine kindertjes. Ze had gelukkig wel een heel goede hulp, een heel goede knecht. Mijn tweede vader was ook komen helpen, want hij had een boerderij aan de Tusselerdijk. Hij woonde daar bij een oude tante. Dat was vroeger zo. Als je niet getrouwd was en er was een oude tante en oom en die geen kinderen hadden, dan ging je daar maar naar toe en dan kon je daar helpen. Dan kon je later ook de boerderij overnemen, misschien. Afijn, mijn vader is met mijn moeder, mijn tweede vader dus, getrouwd. En als cadeautje bracht hij tante Dientje mee, want die was van die boerderij waar hij op moest passen.
Mijn vader was dus pas overleden en mijn moeder was toen nog alleen. Zij was de melkbussen dan aan het poetsen en schrobben. Toen wilde ik ook met water spelen daar, maar dat mocht. Mijn moeder deed de kraan uit. Nou dacht ik, die twee villa's naast onze boerderij, daar was een vijver. Dus twee jaar oud stapte ik naar de vijver en ik ging daar bij de vijver met het water spelen. Mijn moeder had even niet opgelet en toen stond ik op mijn kop in het water. Toen kwam meneer Driessens erlangs. En die zag dat en die heeft mij gauw uit het water gehaald en bij mijn moeder gebracht. Mijn moeder was natuurlijk helemaal over de rooie, want die schrikt zich dood. Maar goed, het leuke is, die meneer Driessens dronk graag een borreltje. Eigenlijk veel te veel. En dan wist hij niet zo goed later of het nou mijn broer was of mijn vriend of wie dan ook, maar iedereen die mij goed kende, dan zei hij altijd: "Ik heb Gerrie uit het water gehaald." En dan werd er weer een borreltje voor hem ingeschonken.
Het gezin was echt gezellig. En het was heel bijzonder vond ik. We hebben nooit gemerkt dat we een tweede vader hadden. Ja, hij was natuurlijk onze echte oom. We zijn niks tekortgekomen. Maar bijvoorbeeld, ik had een vriendin en die was ook van een boerderij. Die had dan een nieuwe jas en dat wilde ik ook zo graag, een nieuwe jas. En dan tegen de tijd dat ik hem kreeg, had zij alweer de derde bijvoorbeeld. Ik kon het nooit bijbenen. Maar niet dat ik dat nou zo erg vond. Dus we deden niet mee, niet dat overdreven. Nee dat hoefde niet.
Mijn moeder deed de huishouding en die hielp ook mee op het land. Die deed eigenlijk alles, die ging ook mee melken en de beesten voeren. Mijn vader deed de financiën. Ik kan mij nog herinneren dat hij een keer een groot bedrag terugkreeg van de belasting en toen kregen we allemaal een nieuwe fiets. We verkochten ook melk aan huis, dus zo kwam er ook geld binnen. Dan hadden we ook tafeltjes buitenstaan en dan werd er melk geserveerd, een glaasje melk. Op die manier. En mijn vader, die deed melk venten. Met zo een kar met een grote herdershond eronder en dan die mooie koperen melkbussen erop.
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over mevrouw Gerrie de Bie-Hunteler is geschreven door Marja Zandberg, op basis van een oral history-interview afgenomen door Maran Olthoff in november 2019.
Marja Zandberg, CC-BY