Henny Kapper-Wenneker is geboren op 22 maart 1946 en kreeg 2 broertjes. Haar ouders hadden een klein gemengd bedrijf op Veldwijk 57 tussen Warken en Vorden. Ze trouwden in bij oma en opa.
Mijn ouders trouwden in 1944. Vorden is op 3 april 1945 bevrijd. Mijn vader wilde familie in Eefde opzoeken dat nog bezet was. Hij is opgepakt en kwam snel vrij. Hij liep naar Voorstonden en is daar ondergedoken tot de bevrijding van Zutphen. Moeder hoorde: “’Hij leeft nog wel, maar wanneer hij hier kan komen weten we niet”. Mijn vader wilde nooit zeggen wat ze met hem uitgespookt hadden. "Daar spreken we niet meer over", zei hij.
Mijn oma stierf plotseling op 69-jarige leeftijd. Opa verhuisde naar kinderen in Eefde. Veel spullen gingen met hem mee. Mijn ouders moesten met niets opnieuw beginnen te boeren.
Mijn vader werkte bij een loonbedrijf. Moeder voerde varkens en kippen, molk de koeien. Ze verbouwden aardappels, een stukje haver en hadden een groentetuin. Een paard hebben we nooit gehad, dat mocht vader lenen bij de buurman. Mijn moeder waste en streek thuis kleding voor anderen. Zonder wasmachine en wringer. Eerst de witte was weken en koken met groene zeep. Daarna de bonte in hetzelfde sop wassen met plank en borstel.
Er was één slaapkamer. Mijn broer en ik sliepen in de bedstee. Van achter die mooie groene gordijntjes hoorden we wat onze ouders bespraken, spannend. De stro matras had een blauw geblokt tijk.
Onze gang was breed. Het hooi moest opgestoken worden op de hilde. Ze reden met paard en wagen door de grote achterdeur naar binnen. Als de kar binnen was werd het paard uitgespannen. Mijn vader liep met het paard door de voordeur naar buiten.
Rond 1952 verbouwde vader het woongedeelte. Mooie oude tegeltjes zijn weggegaan. Hij was zo blij met elektriciteit dat hij de petroleumlampen opruimde. Voor het huis waren grote gaten van de bommen uit de oorlog. Daar werd alles in gestort.
Ik ging in Vorden naar school. In de winter liepen we op klompen, tweeënhalve kilometer. Als de dooi inviel gleden we met de buurkinderen over de glibberige zandweg.
In de zesde klas kreeg ik een nieuwe fiets, met terugtrap- en knijpremmen. Ik was apetrots! We konden alle drie goed leren. Mijn vader zei: “Jij komt niet naar Zutphen naar de MULO. Je kunt hier ook leren, want er is werk genoeg”. Ik ging drie jaar naar de Vordense huishoudschool. Daarna wilde ik naar Gorssel naar de naaischool en hoedenmaakster worden. Dat mocht niet, want ik ben geboren met een kronkel in mijn rug. Mijn vader stuurde me daarvoor naar heilgymnastiek in Zutphen.
Er is nooit verteld dat je ongesteld kon worden. Ik hoorde dat via mijn vriendin. Op een moment zei mijn moeder “We moeten samen naar de winkel om het één en ander aan te schaffen voor als je ongesteld wordt". Ik heb van mijn moeder, noch van mijn vader, ooit een kus gehad. Ze waren niet van het omhelzen.
Toen ik 14 jaar was werkte ik op zaterdag in Warnsveld in de huishouding. Al gauw ook bij bakker Looman in de winkel én het huis. Daar ontmoette ik Dick Kapper en we kregen snel verkering. Als boerenknecht kwam hij al bij ons thuis. Ik was vijftien jaar en hij veertien. Voordat hij vier jaar later in dienst moest, kwam hij nog een keer langs. Hij zei: “Nou Evert en Geertje, als ik ooit nog trouw, horen jullie dat als eerste”. Ik ben nog ontroerd als ik daaraan denk.
In 1965 trouwden we. Daarna hielpen we mijn ouders met een wasmachine. Midden jaren zeventig verhuisden we naar mijn ouderlijk huis.
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over Henny Kapper-Wenneker is geschreven door Hanneke Kuperus-Slijper, op basis van een oral history-interview afgenomen door Hanneke Kuperus-Slijper in september 2019. Dit verhaal is geredigeerd door Marja Zandberg.
Hanneke Kuperus-Slijper, CC-BY