
Rond 1891 verhuisden Hendrik Rietman en zijn tweede vrouw Johanna Brinkman uit Voorst naar het Landgoed Hackfort. Daar pachtten zij een boerderij van baron Borchard Frederik Willem van Westerholt. Het boerenleven op het prachtige landgoed bevalt ook de nakomelingen goed. Ze verspreiden zich over de diverse boerderijen. Lammert Rietman trouwt in 1975 met Jannie van Til. Op boerderij Groot Starink zetten zij het boerenleven van zijn vader voort. Hier groeien hun kinderen Eddy, Joke en Marijke op. Zij zijn de vijfde generatie van Rietman.
Lammert Rietman vertelt: ‘Mijn vader Hendrik Jan komt oorspronkelijk uit Hackfort. Ze waren met negen kinderen. Mijn vader woonde nog thuis en hier woonde ene Groot Bramel. En die had bij de baron aangevraagd om een wagenloods te bouwen. De baron vond dat goed. Maar ja, dat weet ik ook nog wel, de baron zei altijd: ‘Maak mien niet uut wa'j doot, moar ik betale geen cent.’ We moesten alles zelf betalen. Dat hinderde ook niet, maar toen Groot Bramel de schuur neergezet had, zo was de baron wel, dan kwam hij kijken. Maar het was toch net iets groter dan dat de baron gezegd had dat het mocht worden. Toen kon hij met Sinte-Peter opstappen. Dat was de baron. De Rietmans lagen hoog bij de baron en er waren er veel. Toen is de baron zo naar mijn opa gegaan, of naar mijn vader: ‘Hendrik mo'j nog 'n boerderi'j hebb'n, d'r kump d'r ene vri'j, doar ku'j hen.’ En zo is dat gegaan en zo zijn ze toen hier gekomen.
In het Bosmanshuis, dat is tegenover het kasteel, daar woonde een oom van mij, of nee, Tjoonk woonde daar. Tjoonk van Bosmanshuis. Die wilde uitscheiden met boeren, die is in Hoenderloo met een café-restaurant begonnen. Dat kwam ook weer heel goed uit, oom Johan was thuis al boer. ‘Noe’, zegt opa, ‘dan goa i'j moar noar Bosmanshuus en dan kan Lammert weer hier boer wodd'n. Weer twee vri'j.’ Ja, zo ging dat toen, heel anders dan tegenwoordig.
Je zat daar vroeger weleens met water hè, als de Veengoot te hoog werd. Daar voor het huis liep het weiland ook onder water. Dan kon je niet bij huis komen, dan moest alles met paard en wagen gebeuren. Er was nog een ongetrouwde oom in huis. Die heb ik ook heel goed gekend, een broer van mijn opa. Die is toen ook net overleden, niet ouder dan 70 jaar geworden. Maar dan stond de weide ook vol water en toen hebben ze hem met paard en wagen uit huis moeten halen. Schijnbaar is daar later wel wat aan gebeurd. De Veengoot is ook al eens breder gemaakt, of uitgegraven, dat ze in de wei geen last meer hadden van het water.
Dat vond ik ook nog wel mooi van de baron. Wij liepen toen we iets groter waren ook wel door de bossen heen. Moest je altijd oppassen, want de baron fietste zondagsmiddags ook rond met zijn hoedje op en een wandelstok. Ging hij ook een keer door de Beukendijk heen. Mijn broer en ik en een kameraad liepen ook in het bos. Daar kwam hij aan: ‘He'j bliksemse jonges’, hij was altijd grof in de mond, ‘wat mot i'j in dat bos, mot ik oe 's veur de konte sloan.’ Ik hoor het hem nog zo zeggen. En dan liep het wel weer met een sisser af. Je was er niet echt bang voor, maar toch had je er wel een beetje respect voor de baron. Je wist dat dat niet mocht. Kattenkwaad, dat hoort er ook bij, dat weet ik wel. Hij zal het ook wel niet zo bedoelen.
Dan had je vroeger, nou praten we over de jaren 60, houtverkoop onder Hackfort. De baron had dan een paar mensen die bij hem werkten, die 's winters, hele winters, in het bos zaten, sloten schoonmaken en hout kappen. Hout voor kozijnen en voor brandhout. Dan kwam de verkoop en dan kon je bieden wat je er voor gaf, voor het hout. Dan was het bos weer mooi schoon, wat eruit moest, heel anders dan nu, of mag ik dat niet zeggen?
Elk voorjaar moesten de boeren mest leveren. De baron had dan een grote bak, wat hij daar verder mee deed, waag ik haast niet te zeggen. Misschien om het kasteel te verwarmen, hij had ook geen verwarming en elektriciteit. De baron had het zelf niet, maar de boeren daar ook veel later als hier. Omdat wij er ook buiten vallen, de baron had die boerderijen wel, maar dat beheren, dat deed hij zelf niet. Toen kon je zelf elektriciteit aanleggen. Maar de baron heeft dat heel lang tegen gehouden. Bij de boerderijen ook hoor, want dat weet ik nog wel, dat ik bij mijn opa en oma kwam. Dan werd 's avonds gemolken met lichten, dan moest je met lichten de stal in en dan werd er hier één neergehangen en daar één neergehangen. Petroleum erin en dan aansteken, met zo'n lont, en dan zoiets opdraaien en ja, daar molken ze bij. Dat zal niet alleen onder Hackfort geweest zijn, toen de elektriciteit er nog niet was.
Ruilverkaveling heeft hij ook tegengehouden. Op Hackfort mocht er niets veranderd worden, dus had het ook weinig zin dat je die grond inbracht om te verdelen. Hij wilde, zoals de boerderijen waren, zo moesten ze blijven, en de grond erbij ook. Maar met de ruilverkaveling zijn die B-weggetjes ook pas gekomen. Voor die tijd waren het allemaal zandwegen. Toen zijn die B-wegen gekomen, toen kwamen wij uit de modder. Van de baron mocht er wel een weg komen, maar die mocht niet verhard worden. Dat zijn van die dingen, dat vergeet je nooit weer, dat was echt de baron. Andere boeren die wel meegedaan hadden, hebben allemaal 30 jaar zoveel moeten betalen.
De freules, nee, die hadden niks te vertellen. Sannie was de laatste. Wij zouden gaan trouwen in '75, die boerderij was zo vochtig altijd, dat was geen optie om daarbij in te trekken. Toen zeiden wij, dan kunnen we beter een woning erbij zetten. Maar toen was Sannie er nog en die was voor een vierde eigenaar en voor driekwart was Natuurmonumenten eigenaar. Elke keer is er een deel bij gekomen als er een overleed hé. Op dat moment had Sannie het voor het zeggen en Natuurmonumenten was helemaal niet voor huizen erbij. Als Natuurmonumenten het voor het zeggen had, was dit huis er nooit gekomen. Die wilde dat niet. De buurman wilde dat een paar jaar later en die kreeg het niet meer voor elkaar. Maar omdat Sannie het nog voor het zeggen had, die moest de doorslag geven. En zodoende hebben wij dit huis gekregen, anders was dat nooit gekomen. Ze bekeek alles iets anders dan de baron. Als de baron er niet geweest was, dan was er ook eerder elektriciteit gekomen.
Mijn vader ging er altijd heen. Dan zei hij 22 februari: ‘Ik goa de pacht betal'n.’ Meestal kwam er niet veel nieuws uit, maar mijn vader was ook weer heel gesloten. Dan moest er net weer helemaal iets nieuws zijn, dan vertelde hij dat wel. Maar ik heb er nooit spektakele dingen van gehoord, van de baron. Mijn vader kon wel goed met de baron opschieten en dan was dat betalen gewoon in contanten, geld meebrengen. Later ging dat ook wel over de bank hoor. Volgens mij dronken ze ook wel even een borreltje bij Bosmanshuis, daar zat een café bij. Het café is nu weg. Voor mijn opa helemaal makkelijk zo'n café, die rookte toen ook nog wel aardig goed. Die had per dag een doosje sigaren nodig. Hij zou er niet twee tegelijk halen, maar elke dag één. Ach hij fietste toch graag en dan fietste hij weer naar Vorden.
Als je met de baron heel goed kon opschieten, was er niets aan de hand. Je kon alles gedaan krijgen. Er waren ook wel enkele pachters, ga geen namen noemen, maar die lagen altijd met de baron in de clinch. Dan krijg je ook niks voor elkaar. Met pacht betalen hadden ze hele gesprekken met elkaar. Dat werkt niet, de baron was: ‘I'j wet wat ik wille’, zo zie ik de baron, ‘en dan mo'j dat ok doon.’ Ja, een beetje eigenwijs was hij wel.
Arend hield wel van een borreltje. Van de vrouwtjes hield hij ook wel van, als je dat zo hoorde, die verhalen. De baron zat veel bij De Zon in Vorden. Daar had hij ook de vrouwtjes zitten, zoals ze zeiden. Hij zal het altijd niet zo bedoeld hebben, maar hij mocht de vrouwen wel zo wat graag opjagen hè. Dat was zijn lust en zijn leven. Toch is hij altijd vrijgezel gebleven. Misschien dat hij daar meer plezier aan beleefde, zo met die vrouwen. Hij ging in Wichmond naar de kapper. De grootste verhalen werden er verteld als hij daar zat. Maar wat er verteld werd, dat durf ik niet te zeggen.
Toen de baron overleden is, hij zag dat wel aankomen, was oom Johan de eerste naaste. ‘Johan’, zei hij, ‘Johan, a'j mien wegbrengt dan nem de olde route moar noar de begraafplaats, oaver de Olde Zutphenseweg hen.’ Tegenwoordig gaan ze allemaal vanuit de kerk van Vorden, de Ruurloseweg op en dan linksaf. Hij is ook nog met de boerenwagen weggebracht. Wij komen er niet vaak, op het kerkhof. Maar als we er komen, ja, dan kom je langs de grafkelder van baron Van Westerholt.
Met de jacht kwamen we bij Bosmanshuis samen. Met de baron zelf heb ik nooit gejaagd. Later, toen Natuurmonumenten de eerste jaren nog jaagde, ben ik weleens mee geweest. Ik vond dat ze dat anders moesten doen. De commissaris van de Koningin, die jaagde ook mee, die woonde in Linde. Wij moesten als drijvers het wild het bos uit drijven, en dan liep er wel één van hen tussen de drijvers met de hond. Dan was je 15 meter voor het bos en dan liet hij de hond los. Dus wat doet die hond, die loopt naar voren, hij jaagt het spul op, de fazanten komen over vliegen terwijl de schutters die kant stonden. Ik heb hem de huid vol gescholden. Dat viel natuurlijk ook niet in goede aarde. Ik dacht: ik wil me best inzetten voor dat werk, maar dan moeten hun ook doen wat ze doen moeten. ‘Ja’, zegt die kerel [de commissaris red.], ‘dan ga je maar een keertje mee naar de duinen, dan kun je zien hoe ze daar jagen.’ Nou, daar heb ik geen behoefte aan. Nu wordt er helemaal niet meer gejaagd. Het was verder ook wel mooi, 15 gulden kreeg je dan. Dat was je dan 's avonds wel weer kwijt, want na die tijd gingen we naar Bosmanshuis een borreltje drinken. Bij mijn weten werd de vangst bij Bosmanshuis verdeeld. De baron vond dat wel mooi, dat hij een boerderij had met een café erbij aan. Mijn oom wilde dat ook behouden, maar toen de schoonzoon kwam en de dochter, toen is het café eruit gegaan. Na die tijd heeft hij er wel spijt van gehad dat het eruit was.’
Jannie Rietman-van Til vertelt: ‘Ik ken de baron van toen ik nog een meisje was en weleens in de tuin aan het werk was. Dan kwam de baron langs, met zijn strooien hoedje op, en die deed hij dan af en zei hij: ‘Dames, courage, courage.’ Dat was frans, maar ik wist niet wat het betekende, maar zoiets van doorwerken of zoiets. En dan ging hij altijd naar Zutphen sigaren halen.
En één keer in het jaar, dan kwamen de freules bij ons, die kwamen dan de fuchsia's kijken. Mijn moeder had voor het huis in het grint potten met fuchsia's staan. En dan kwamen de freules naar mijn moeders fuchsia's kijken. Dat is wat ik me van de baron kan herinneren.’
Dit verhaal is vastgelegd door vrijwillige interviewers van de Oral History Werkgroep Gelderland en Stichting Historische Boerenerven Gelderland. De verhalen zijn in 2016 gepubliceerd door Landschapsbeheer Gelderland en Erfgoed Gelderland in het boek 'Gelderse verhalen van boeren, burgers en buitenlui. 70 jaar plattelandsgeschiedenis.'. Mede gefinancierd door Prins Bernhard Cultuurfonds en de Nationale Postcodeloterij.
Ans Weevers , CC-BY-NC
Boeren, burgers, buitenlui
Personen
Streekgeschiedenis
1950-2000
Bronckhorst
Achterhoek