Herman Nossent (1934) is geboren op Walsteeg 31 in Lochem. Het gezin bestond uit vader, moeder en drie kinderen. Herman was de middelste en had twee zussen. Zijn vader was makelaar en zijn moeder huisvrouw. Hij vertelt over de oorlog.
Ik was zes jaar toen de oorlog begon. Zodra het luchtalarm ging, dan stond er een vluchtkoffertje klaar en slopen wij bij ons achter door de tuin. We kwamen terecht op de Westerwal. En daar had een zekere meneer Henne Meikerink een schuilkelder laten graven. En de hele buurt zat in die schuilkelder. Wij zaten daar met meneer Meikerink en zijn broer Wim Meikerink. Zijn broer was ook gehuwd en die hadden drie dochters: Eef, Gerry en Willemien. Die zaten ook in die schuilkelder. En wij zaten er in. En nog een paar van de Westerwal. Familie Leusink was dat. Vree en Bart. Ja, die waren er ook. Die waren er als eerste. Dat vroegen we wel eens. ‘Ben je er al lang?’ ‘Nee, we zijn er net’, zeiden ze dan. Een man of twintig denk ik. Het was een grote schuilkelder.
We spraken geloof ik niet zo veel over oorlog. Mijn vader werd gemobiliseerd, die moest van die eenmansgaten graven in die oorlog. Arbeidseinsatz. Hij was gedetacheerd in Brummen, die kant op. Maar ja, mijn vader was ook boekhouder en makelaar, die was helemaal niet sterk. Hij heeft dat één dag volgehouden en toen werd hij op non-actief gesteld. Hij werd min of meer afgekeurd.
Ik geloof niet dat de oorlog mijn leven heeft verandert afgezien van de schuilkelder. Ik heb wel een keer een paar bommen zien vallen. Bij ons in de Achterstraat, daar was een café: Bielderman. Die was eind van de Waldersteeg met de hoek van de Blauwetorenstraat. En daar zijn in de oorlog twee bommen op gevallen. Dus dat hele ding was weggevaagd. Het huis van mijn moeders ouders kwam een brandbom op en dat is afgebrand. Destijds is er een trein gesaboteerd op het perron in Zutphen. Een munitietrein, die is daar ontploft. En mijn moeder woonde in Eefde. Dat is daar kortbij in de buurt. In de oorlog is er dus een brandbom op gekomen. Dus die hele boerderij is afgebrand.
Het einde van oorlog was al gauw bekend. Dat ging van zegt het voort, zegt het voort. Ja, van buurt naar buurt. Wij gingen kijken op de markt. Dat was het verzamelpunt. Maar die Duitsers die zaten daar aan de onderkant bij het kanaal en op een gegeven moment waren ze nog aan het schieten. Nou, die gaten kon je na de oorlog nog zien. Omdat ze een beetje wankelig waren. Maar er zijn verder geen doden gevallen. We waren min of meer bevrijd. Maar toch niet, want die Duitsers zijn naar de overkant van het Twentekanaal gegaan.
Voor de bevrijdingsfeesten werden bepaalde buurverenigingen opgericht. Wij hoorden dan weer bij de Tramstraat, de Walderstraat en de Noorderwal En op de Tramstraat, daar was een varkensslachterij van de firma Schekman. Tegenover ons woonde een zekere meneer van Oortmarssen, dat was een bekende schilder, hier in Lochem. Die heeft veel leuke dingetjes gemaakt. Die slachterij, dat was een pand dat leegstond. Daar was dus die buurtvereniging in ondergebracht. En we hadden het ook nog een naam gegeven. Het heette bij ons ‘het Jolige Zwijntje.’ De kunstschilder Oortmarssen, die had dan nog zo’n zwijntje gemaakt. Zodat je het je helemaal voor de geest kon halen. “
Voor ‘Een nieuwe tijd! Wederopbouw in de Achterhoek’ vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in de Achterhoek in de periode 1940-1965. Dit verhaal over de heer Herman Nossent is geschreven door Marja Zandberg, op basis van een oral history-interview afgenomen door Maran Olthoff in september 2019.
Marja Zandberg, CC-BY