Vanaf 1850 werkte Rijkswaterstaat aan de normalisatie van de Waal. In honderd jaar tijd werd de rivier met dijken en kribben beteugeld. In de tweede helft van de twintigste eeuw vond een kentering plaats in het denken over waterveiligheid. Er kwam meer aandacht voor natuur en milieu.
Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, De Waal als toekomstopgave, thema Werken aan een nieuw Waallandschap
In de eerste decennia van haar bestaan richtte Rijkswaterstaat – dat in 1798 werd opgericht - zich hoofdzakelijk op de aanleg van overlaten, om hoogwaters met gecontroleerde overstromingen op te vangen. Maar vanaf 1850 werd de ‘normalisatie’ van de grote rivieren gestructureerd opgepakt: de aanleg van kribben, het afsnijden van scherpe rivierbochten en het verwijderen van obstakels uit het winterbed. Ook de dijken werden verhoogd. Dat gebeurde niet alleen om het water sneller af te voeren, maar ook om de scheepvaart op de Waal en de Rijn te verbeteren, want door zandbanken en scherpe bochten was scheepvaart steeds moeilijker geworden. Tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd met technische maatregelen gewerkt aan de beheersing van de rivier. Veiligheid en scheepvaart stonden voorop. In honderd jaar tijd veranderde de Waal van een min of meer natuurlijke rivier, naar een gereguleerde rivier.
Eind jaren zeventig werd steeds duidelijker dat natuur en milieu ook belangrijk waren. Door de industrialisatie rond Basel en in het Ruhrgebied, de groei van de steden en de lozingen van de Franse kalimijnen, was het Rijnwater zo vervuild dat er bijna geen waterleven meer was. Steur en zalm waren uitgestorven. De visserij was definitief verdwenen, zwemmen in de Waal was uit den boze en voor drinkwater was steeds duurdere waterzuivering nodig. Hoewel er vanaf de jaren zeventig internationale afspraken over de kwaliteit van het Rijnwater waren gemaakt, kwam de aanpak pas echt op gang na de milieuramp in 1986 bij het chemiebedrijf Sandoz in Basel. Het Internationale Rijntribunaal veroordeelde de vervuiling, waarna een breed actieprogramma op gang kwam. Het programma heeft ervoor gezorgd dat de Rijn en de Waal tegenwoordig veel schoner zijn. Ook andere maatregelen, zoals natuurontwikkeling en de aanleg van vispassages, hebben ervoor gezorgd dat trekvissen, zoals de zalm en de steur, langzaam weer terugkeren. Toch zijn er nog steeds problemen, onder meer door zwerfvuil, microplastics, fosfaat- en nitraatverontreinigingen en door thermische vervuiling uit koelcentrales.
Ook voor het rivierengebied groeide het besef dat een samenhangende benadering nodig was, met niet alleen aandacht voor veiligheid, scheepvaart en watervoorziening, maar ook voor natuur, milieu en landschap. In 1985 presenteerde Rijkswaterstaat de nota ‘Omgaan met Water’, waarin het concept ‘integraal waterbeheer’ centraal stond – een aanpak die nog steeds actueel is. Het rivierenlandschap moest weer aantrekkelijk worden, stelde de nota. En in het jaar 2000 moesten de zalm en de steur weer terug zijn in de Waal.
Bronnen:
Vervolg: Van dijkversterking naar Ruimte voor de Rivier
Overland, in opdracht van De Bastei, Nijmegen. , CC-BY-SA
Verbeelding van de Waal
Landschap
1800-1900
Tiel
Rivierengebied