Vanaf de zestiende en zeventiende eeuw werd steeds vaker het dagelijks leven langs de Waal geportretteerd, van scheepvaart, bedrijvigheid en landbouw tot pontjes en bruggen. Ook het kruiende ijs en dijkdoorbraken vormden een dankbaar onderwerp.
Deze tekst maakt onderdeel uit van de special Verbeelding van de Waal, De Waal als inspiratiebron, thema De Waal in de schilderkunst
Eeuwenlang was Nijmegen het best te bereiken per schip. Pas door de bouw van de spoorbrug in 1879 werd de stad aangesloten op het spoorwegnet. Met de opening van de Waalbrug in 1936, die het beeldmerk van Nijmegen zou worden, kwam er een einde aan de rivierpont, die Nijmegen met Lent verbond. Tot 1657 moesten passagiers en vracht in een veerboot over de rivier worden geroeid. Daarna kwam de gierpont in de vaart, die gebruik maakte van de stroming van de rivier. De eigenlijke pont, een plankier op twee schepen, lag aan een lange lijn met drijvers (bootjes), die ver stroomopwaarts in het midden van de rivier waren verankerd. Karakteristiek was de tussen twee hoge masten lopende kabel. De gierpont is vrijwel altijd door de kunstenaars afgebeeld op hun gezichten op de stad en de Waal. Ook de lange aanlegsteiger bij Lent, gevormd door een schipbrug, was een steeds terugkerend motief.
De Waal is altijd een druk bevaren rivier geweest. Lange tijd waren naast vrachtschepen regelmatig enorme vlotten van samengevoegde boomstammen te zien, afkomstig uit Duitsland en op weg naar Dordrecht. Nog steeds vormt de Waal een belangrijke transportas, tegenwoordig met vier- en zesbaksduwvaart. Aan de rivier ontstonden op veel plaatsen binnenhavens en scheepswerven. Die drukte en bedrijvigheid vormden een dankbaar onderwerp voor kunstenaars. Een vast herkenningspunt in de gezichten op de Waalkade was tot de afbraak in 1882 de middeleeuwse kraan, die schepen laadde en loste. De schepen die aanmeerden zorgden eeuwenlang voor grote bedrijvigheid. Vooral op het westelijk deel van de kade en in de buurt van de Oude Haven stonden veel eenvoudige schuren en werkplaatsen. Aan een zijarm van de monding van ’t Meertje werd in de negentiende eeuw een scheepswerf gevestigd, een nieuw schilderachtig motief voor kunstenaars.
Regelmatig werd het rivierengebied in het oosten en zuiden van Nederland geteisterd door ernstige watersnoodrampen. Als aan het einde van de winter stroomopwaarts de dooi inviel stroomden vanuit Duitsland drijfijs, smelt- en regenwater Nederland binnen. Door de nog bevroren rivieren konden water en drijfijs niet worden afgevoerd. Bij bochten en versmallingen in de rivierbeddingen stapelden de ijsschotsen zich op. Als vervolgens de dijken doorbraken overstroomden grote gebieden in Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. De overstromingen en dijkdoorbraken zijn veelvuldig door kunstenaars vol dramatiek in beeld gebracht. Andere aantrekkelijke motieven waren het kruiende ijs en de kilometers lange ijsdammen die grote vernielingen aanrichtten, onder meer aan de Nijmeegse Waalkade.
Vervolg: Een weidse rivier aan een on-Nederlandse stuwwal
Marja Begheyn, Museum Het Valkhof, in samenwerking met Overland en De Bastei, CC-BY-SA
Verbeelding van de Waal
Landschap
1800-1900
Nijmegen
Rijk van Nijmegen