"Als het zover was, werd de vrouw opgehaald door de vader. Later kwam er telefoon en werd ze opgebeld. 't Zal niet makkelijk geweest zijn voor de vroedvrouw om in zo'n kleine, donkere bedstede een kind op de wereld te helpen. Meestal was er een buurvrouw of een familielid bij aanwezig, die ook een handje kon helpen. De vader was er meestal niet bij, zeker niet in de eerste helft van de vorige eeuw. Als het kind geboren was, werd het eerst gewassen en aangekleed. Eerst een navelbandje, een flanellen hemdje, een gebreide borstrok en een wit truitje. Verder kreeg het een luier om, vroeger zeiden ze een doek om. En niet te vergeten een pakdoek. Dat was een flanellen doek zo groot als een luier waar het kind helemaal ingewikkeld werd. Het kind zat dan in het pak. De in een punt gevouwen luier kreeg het kind de eerste tijd om het hoofdje en zo werd het in het ledikantje gelegd."
Dit verhaal is onderdeel van de tentoonstelling 'Gelderse verhalen op reis'. De tentoonstelling is ontwikkeld naar een idee van Charlotte Reijngoudt-Giesbers, voorheen streektaalfunctionaris bij Gelders Erfgoed en is mogelijk gemaakt dankzij de bijdragen van de Provincie Gelderland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de medewerking van vele dialectsprekers in Gelderland.
Streektaal
Volkscultuur
1950-2000
Oldebroek
Volkscultuur
Veluwe