Jos Vermeulen (1954) is geboren in Utrecht en studeert weg- en waterbouw aan de MTS. Vanaf zijn 22e woont hij in Culemborg. In 1987 gaat hij bij het Polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden werken. Tijdens de evacuatie van 31 januari tot 5 februari 1995 blijft Jos als hoofd dijkpost achter in Culemborg. Hij vertelt ons over zijn persoonlijke ervaringen uit die tijd.
“Het hoge water zie je natuurlijk als waterschapper aankomen. Wij volgen altijd de waterstanden vanuit Lobith. Ik denk zelfs dat het waterschap al bij de commissaris van de Koningin had aangegeven wat er zou moeten gebeuren. We maakten ons grote zorgen over de dijken.
Een dag voor de afkondiging wisten wij dat de evacuatie eraan stond te komen. Dus kon ik ervoor zorgen dat het thuisfront naar familie in Boxtel vertrok. Ik bleef achter en werd hoofd dijkpost in Culemborg.
Als hoofd dijkpost moest je taken coördineren en verslagen maken. Maar ook zorgen dat er voldoende beschermingsmateriaal was. Net als eten en rust voor je mensen. Ik reed twee keer per dag naar Geldermalsen voor overleg.
Wij zaten met onze dijkpost in het Pikse Bogerdje. Dat ligt in de scherpe bocht net ten noorden van het Palumbusterrein. Daar woonden Willem Salari en Jan-Piet Frens. Zij zeiden: ‘Jongens, wij moeten ook weg. Maar als wij mogen blijven, kunnen jullie gebruik maken van de voorzieningen in onze huizen. Wij helpen jullie dan met de controles’. Van dat aanbod hebben we graag gebruikgemaakt.
We hielden de situatie bij de dijken in de gaten in het gebied tussen Ravenswaay en Fort Everdingen. Komt er drijfvuil tegen de dijken aan? Zijn er lekkages in de leidingen? Of constateren we wellen bij de dijk waarmee veel zand wegspoelt? We moesten ook de kade van de Beusichemse Uiterwaard bewaken. Dat gebied wilden we zo lang mogelijk drooghouden. Daar lagen een aantal woningen en twee boerderijen. Bovendien lag daar de veerverbinding naar Houten en Wijk bij Duurstede. Om de zoveel tijd moesten we de waterstanden in de gaten houden. Komt de rivier echt zo hoog als is voorspeld?
We werkten in drie ploegen van 4 à 5 mensen. Dat betekende acht uur op, acht uur paraat en acht uur slapen. Omdat we onvoldoende eigen personeel hadden, huurden we bij onze huisaannemer, Van Kessel uit Buren, mensen in. Dat hadden we tijdens het hoge water in december 1993 ook gedaan. Met die mensen konden we lezen en schrijven.
Ik had besloten om thuis te slapen, maar at meestal in de keet. De maaltijden gebruikten we samen. Het eten werd gebracht. Een vrouwelijke collega sliep op de dag bij mij thuis. Ze had de sleutel. Ik deed vaak het dagwerk, zij het nachtwerk. Zij kwam ook in de keet eten, zodat we de overdracht konden doen.
De brandweer, politie en mensen van gemeentewerken bleven ook achter. Wij hadden onze eigen ontheffing om in het gebied te verblijven. De dijkgraaf regelde dat. De anderen hadden een algemene ontheffing. Dat gaf ook weleens problemen. Er werd eens om een uur of elf uur ’s avonds bij mij aangebeld door de brandweer. ‘Wat doe jij hier, je hoort hier niet te zijn’. Verder zag je ze niet veel. Maar ik ben ook eens een keer in Goilberdingen de nieuwbouw ingereden. Mijn broer had daar een huis en ik ging even kijken hoe het daar was. In een mum van tijd stonden er drie politieauto's om mij heen. Dus alles werd goed in de gaten gehouden. Dat was heel mooi om te merken.
Als wij wegen wilden afzetten of ondersteuning nodig hadden van de gemeente, moesten we dat zelf regelen. We hadden dan rechtstreeks contact met Cees Brouwer, hoofd buitendienst. Wij konden een-op-een een hoop dingen regelen.
Er waren ook een paar ‘illegale’ achterblijvers. Ik kan me herinneren, dat met name de mensen die hier aan de Veerweg woonden, niet weggingen. Net buitendijks, als je het veer afgaat in Beusichem, woonde een man die ook niet weg wilde. Die hebben ze volgens mij twee of drie keer de rivier overgezet en die is steeds weer teruggekomen.
Wat me vooral is bijgebleven, is de samenwerking tussen de mensen op de dijkpost. Tussen de aannemer en onze eigen mensen. En met de twee bewoners die zijn achtergebleven. We waren gewoon familie van elkaar. Op de een of andere manier schept dat een band voor het leven. Je maakt iets zo intens mee. Je wilt dat ook geen tweede keer meemaken. Het zou ook nooit meer zo zijn zoals het toen was. Maar het was wel mooi.”
Regionaal Archief Rivierenland, Joyce Elshout, 2024, CC-BY-SA
Sprekende Herinneringen
Landschap
1950-2000
Archieven
Culemborg