De ouders van mevrouw Schipper-van Asselt (1927) waren kwekers in Putten. Het gezin telde acht kinderen. Als oudste moest zij altijd de wijste wezen. Maar bij de kwekerij kon je mooi verstoppertje spelen, dus mevrouw Schipper was naar eigen zeggen ook best ondeugend: klimmen in bomen, verstoppen in een veldje met dahlia’s. Later hadden mevrouw Schipper en haar man een boerenbedrijfje in een noodwoning aan de Koekamperweg.
"Ik ben geboren op 14 mei 1927 aan de Nijkerkerstraat 41 in Putten. Mijn ouders hadden een kwekerij. Vroeger hadden we vruchtbomen. De siertuinen kwamen later. Mijn vader onderhield de tuinen van dokters en advocaten met een landhuis in het Putterbos. Verder was Putten gewoon een boerendorp, met 7000 inwoners, dat leerden wij op school. Mijn vader is geen zakenman geweest. Hij was altijd druk en heel precies. Als hij zijn rekeningen maakte en er zat een foutje in, begon hij weer opnieuw. En als wij een kaart of brief schreven, dan maakte hij dunne lijntjes zodat wij niet scheef zouden gaan. We mochten ook geen boerenkleren aan. Het moest allemaal ietsje vlotter wezen. Later heb ik gehoord, hoe de schoolmeisjes zeiden dat wij al witte schoentjes aan hadden, maar zij nog zwarte kousen.
Ik heb altijd tot mijn trouwen in een tweepersoonsbed gelegen naast mijn zusje. Dat is gezellig, hoor. Het enige waar we weleens scheef hadden, was ’s winters als het koud was. Mama had voor de kleintjes een warmwaterkruik. Wij kregen zo’n gladde steen uit de oven met een oude sok er omheen. Dan had de een weleens iets meer als de ander. Ik was 26 toen ik trouwde. Er waren haast geen woningen. Mijn man had een stukje land geërfd van zijn overleden vader, maar daar zat een bouwverbod op. In juni 1953 gingen we het wagen: we bouwden een noodwoning van schotten en planken. Met een groepje boerentimmermannen hadden we om twee uur afgesproken. De volgende dag om zeven uur ’s morgens zaten de dakpannen er al op.
Er stonden wel meer noodwoningen. In december kregen we bericht van de gemeenteraad. We kregen een bekeuring van veertig gulden: vijfentwintig voor het huisje en vijftien gulden voor de schuurberg. Dat was bij elkaar een heel weekloon! Zeven jaar hebben we er gezeten. Daarna hebben we het in steen gebouwd en kregen we een douche. En we zitten er nu nog. In het hele begin was er geen elektrisch. Alles was donker: geen buitenverlichting, geen telefoon. Dat kun je je niet voorstellen. Om de wc door te trekken moest je eerst naar de pomp, die stond buiten. Maar we hadden het gezellig. Ongeveer een jaar later kwam de elektriciteit en werd de hele buurt aangesloten.
Als er een nieuw hok voor de kippen bij moest, spaarden we eerst het geld bij mekaar. Het waren houten hokken, niet zo groot, niet die dingen van nu. Als er kuikentjes waren legden we ze onder een scherm bij de kachel. Ze werden groter en groter. Als ze een maand of vijf waren, gingen ze leggen. Mijn man en ik liepen vaak ’s avonds in het donker langs die hokken, om te luisteren of ze niet de snot hadden. Als ze dat hadden, legden ze niet genoeg eieren. Alle boerderijen in Putten waren toen nog klein. Als er eens een grote boer was, dan had die maar tien koeien. Meer niet natuurlijk. Veel mensen hadden er ook een baan naast. Een schoenmaker bijvoorbeeld had toch een paar varkens. Eentje slachten en eentje verkopen. Ja, zo ging dat almaar meer.''
Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over mevrouw Schipper – Van Asselt is geschreven door Lian van der Zon, op basis van een oral history-interview, afgenomen in juni 2018.
Lian van der Zon/Erfgoed Gelderland, CC-BY-NC
Putten vertelt
Streekgeschiedenis
1900-1950
Putten
Veluwe