‘Op zaterdagavond een eindje fietsen’

Het verhaal van Tijs van den Brink. Deel III: Tienerjaren

“Na de lagere school, die acht jaar duurde, was er geen aandacht voor beroepskeuze. Een boerenzoon was gedoemd boer of boerenknecht te worden. Als één van de weinigen van mijn klas ging ik in 1947 naar de Landbouwschool in Nijkerk. Met slecht weer liep ik, fietsen was onmogelijk want de Beulekampersteeg was dan één grote modderpoel.

Knapen- en jongelingsvereniging

Jongens en meisjes leefden strikt gescheiden van elkaar. De meeste sociale contacten verliepen via de kerk. Iedere kerk had per buurtschap voor zowel een jongens- als een meisjesvereniging. Voor jongens was er de knapen- en jongelingsvereniging. Eén keer per week ging ik vanaf mijn twaalfde naar de knapenvereniging, waar ik Bijbelse geschiedenis en kerkgeschiedenis kreeg. Zo nu en dan moest je zelf ook eens een opstel schrijven of een inleiding houden over een bepaald gedeelte in de bijbel. Vanaf mijn zestiende ging de knapenvereniging over in de jongelingsvereniging. Iedere vrijdagavond ging ik daar naar toe en het had ongeveer hetzelfde stramien als de knapenvereniging. Meestal ging het over de Bijbel, soms kwamen er ook andere onderwerpen aan de orde. Eén maal per jaar was er een jaarvergadering, waar je als afgevaardigde van het buurtschap naar toe kon gaan en dan mocht je je familie meenemen. In Utrecht, Amersfoort of Harderwijk werden er bonds- of toogdagen georganiseerd. Tijdens al die bijeenkomsten werd er geen koffie of thee geserveerd en na afloop werd er niet geborreld. Had je dorst, dan kon je bij wijze van spreken wat uit de kraan drinken.
Rond mijn zestiende werd ik lid van de christelijke jongeren boeren en tuindersbond, om mijn kennis op het gebied van landbouw en veeteelt wat bij te spijkeren. Om de zoveel tijd organiseerde de bond regiodagen in Arnhem waar we met de bus naar toe gingen.

Dit waren de enige mogelijkheden van ontspanning (die tegelijkertijd ook een soort inspanning waren). Ik ben nooit lid geweest van een sportvereniging, want die waren er niet in het buitengebied, wel in het dorp Putten zelf. Ook in het weekend gebeurde er niet zo veel, zeker niet als je het vergelijkt met tegenwoordig. Op zaterdagavond ging ik wel eens een eindje fietsen. Op bepaalde punten in het dorp kwamen groepjes jongeren bij elkaar, bijvoorbeeld in Halvinkhuizen. Ik ben daar niet zo vaak geweest. Op zondag gingen we met de familie twee keer naar de kerk.

Verder leren

Mijn vader was vooruitstrevend en stimuleerde mij door te leren. Nadat ik de landbouwschool in Nijkerk had gedaan, ben ik nog twee jaar naar de Landbouwwinterschool (november-maart) gegaan in Putten. ’s Zomers hielp ik mijn vader op de boerderij en was ik dagloner bij mijn oom op de Weul. Daar verdiende ik twee gulden vijftig per dag plus de kost. Het traktement van een boerenknecht was toen duizend gulden per jaar. Omdat ik door had geleerd, kreeg ik later een baan bij de landbouwvoorlichting. Als landbouwvoorlichter ben ik veel boeren tegengekomen die niet hadden doorgeleerd. Ik vond het erg om te zien dat er zoveel intellect niet gebruikt werd. Dat was jammer, omdat deze boeren het anders zoveel verder hadden kunnen brengen.”

Voor Verhaal van Putten vertellen (oud)-inwoners over opgroeien, werken en wonen in Putten. Dit verhaal over Tijs van den Brink is geschreven door Froukje Broos, op basis van een oral history-interview, afgenomen in november 2018.


  • Putten vertelt

  • Streekgeschiedenis

  • 1900-1950

  • 1950-2000

  • Putten

  • Veluwe

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl