In het kader van een afstudeerscriptie is onderzoek gedaan naar het proces dat lakzegels ondergaan vanaf het moment van opgraving tot aan de afronding van het archeologisch onderzoek. Aan de hand hiervan is een gestandaardiseerde methode ontwikkeld, van toepassing bij de behandeling van lakzegels, gevonden bij opgravingen. De lakzegels die zijn bestudeerd voor dit onderzoek, zijn afkomstig uit een beerput die in 1981 is opgegraven aan de Eiermarkt te Nijmegen.
Lakzegels werden vroeger als waarborg op brieven bevestigd. Ze komen voor vanaf de zeventiende eeuw. Andere typen zegels bestaan echter al veel langer, waaronder vanaf de middeleeuwen het waszegel. Lakzegels worden in archeologische context sporadisch aangetroffen en dan voornamelijk in beerputten. Van een lakzegel is sprake, wanneer een zegel gemaakt is van schellak. Zegellak werd gemaakt door het mengen van schellak en in terpentijn opgeloste colophonium (pijnhars), waar een kleurstof aan toegevoegd werd, meestal vermiljoen (rood).
Op basis van interviews met deskundigen en literatuur- en archiefonderzoek is eerst vastgesteld welke stoffen werden gebruikt voor het maken van lakzegels. Vervolgens is gebruik gemaakt van analyse met XRF (Röntgenfluorescentie), XRD (Röntgendiffractie) en FTIR (Fourier Transform Infrared Spectroscopy) om de samenstelling van de lakzegels te achterhalen. Op basis van dit onderzoek naar de samenstelling en vervaardiging van lakzegels, lijken de zeventiende-eeuwse recepten grotendeels te kloppen. Wel zijn er meer stoffen aangetroffen in de lakzegelmonsters dan werd verwacht op basis van de historische recepten. Dit is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat vermiljoen regelmatig werd vervalst en in plaats hiervan andere materialen (krijt en rode oker) werden toegevoegd. Doordat in de schellak een chemische proces genaamd “crosslinken” plaatsvindt, worden de lakzegels brosser, waardoor deze stoffen niet langer oplossen in alcohol. Dit wijst erop dat de kwaliteit van het materiaal waaruit lakzegels bestaan door een verouderingsproces afneemt.
Lakzegels zijn uiterst kwetsbaar door de stof schellak, een materiaal dat hard en inflexibel is, waardoor het gemakkelijk breekt. Hierdoor kunnen ze het beste, tijdens de opgraving, met de hand (troffel) worden verzameld en vervolgens apart opgeborgen. Wanneer dit niet haalbaar is, kan de schep worden gebruikt en moet de inhoud van het spoor (meestal een beerput) bemonsterd worden. Om de lakzegels digitaal vast te leggen, worden alle lakzegels gefotografeerd en nagetekend.
De bij elkaar horende lakzegelfragmenten kunnen aan elkaar gepuzzeld worden. Voor het restaureren zijn diverse methodes beschikbaar. Het lijmen met Lascaux Akrylkleber kwam als beste methode uit het onderzoek naar voren. Deze methode is reversibel: eventuele lijmresten kunnen ook weer verwijderd worden met aceton. Andere voordelen zijn de flexibiliteit en het eenvoudig gebruik van deze lijm.
Om ze goed te kunnen bewaren in het depot worden de lakzegels vastgeplakt op Melinex (een doorzichtig polyester folie) en vervolgens weer op zuurvrij karton. Lakzegels moeten worden bewaard bij een temperatuur van 18°C ± 3°C en een relatieve luchtvochtigheid rond de 50%.
Dit verhaal is afkomstig uit de Gelderse Archeologische Kroniek 2018.
Janne van Boldrik, CC-BY-SA
Archeokroniek
Archeologie
1600-1700
Nijmegen
Rijk van Nijmegen
De Gelderse Archaeologische Stichting is sinds 1930 het archeologis…
De provinciaal-historische Vereniging Gelre beoogt sinds haar opric…