In de tijd van spade, kruiwagen, paard en wagen was veel grondverzet een fysiek probleem. Bij het graven van sloten werd dan ook dankbaar gebruikgemaakt van aanwezigheid van resten van verlande rivieren en oude stroomgeulen. De afwatering van rivierwater loopt op veel plaatsen door natuurlijke geulen.
Deze geulen zijn ontstaan in de tijd dat de rivier vrij zijn eigen weg zocht in het landschap en met enige regelmaat van loop wisselde. Deze watergangen zijn dan ook allesbehalve kaarsrecht en bewegen juist mee met het sierlijke beloop van stroombeddingen. In de uiterwaarden bij Winssen ligt het huidige slotenpatroon nog exact op de plek waar lange tijd geleden riviergeulen of strangen liepen. Een ander voorbeeld met een veel grotere watergang is de Balgoyse Wetering ten zuiden van Wijchen. Deze volgt de loop van een oude Maasmeander.
Lambert van Beusekom, gemeente Wijchen, CC-BY-SA