Tijdens de voorlaatste ijstijd bereikten gletsjers vanuit Scandinavië het gebied dat nu Nederland is. Deze ijsmassa's van zo'n 200 meter dik drukten de grond aan de rand van het ijs omhoog.
Zo ontstond meer dan 130.000 jaar geleden de stuwwal van Nijmegen-Kleef. Later vormde smeltwater verschillende rivieren. Hieruit ontstond uiteindelijk de Waal. Het landschap was nu een ideale plek voor een stad. Het hoogste punt van de stuwwal (99 meter) ligt in Groesbeek. Het grootste deel van Nijmegen ligt niet op de stuwwal zelf, maar op het aansluitende deel van zand en grind. Het Kops Plateau en de nabijgelegen Hunerberg werden door de Romeinen gekozen als legerplaatsen.
De vlakke en toch hoge ligging langs een rivierdal gaven het landschap namelijk een strategische ligging: de Romeinen konden de vijand van ver zien aankomen en ze waren zelf niet zo makkelijk aan te vallen door de hoogte. De stad was goed bereikbaar via de rivier (er waren weinig wegen) en spullen konden makkelijk worden vervoerd. Nijmegen kon door haar ligging later uitgroeien tot een rijke handelsstad, bestuurscentrum en vestingstad.