Kamperen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw betekende: slapen in een sheltertje, koken op een Primus en zitten naast een tafelkleedje op de grond. Zo leerde je dat op de zo ongeveer bekendste kampeerplaats van Nederland: camping Ruighenrode in Lochem.
Toerisme bestond natuurlijk al veel langer, maar aanvankelijk alleen voor de elite. Voor de gemeente Lochem, met een afwisselende natuur, de landgoederen met hun statige huizen, de rivieren Berkel en IJssel, de vriendelijke bevolking en een goede bereikbaarheid, is het toerisme al heel lang een belangrijke economische pijler, in 2016 bijvoorbeeld goed voor driehonderdduizend overnachtingen.
Toen in 1885 de oprichters van het Lochems 'Verfraaiingsgezelschap' schreven: ''... de toevloed van vreemdelingen, die zich hier voorgoed komen vestigen of jaarlijks enige dagen of weken hun tenten opslaan, bewijst voldoende dat onze omgeving ook in verre verten enige vermaardheid gekregen heeft'' bedoelden ze ''hun tenten opslaan'' niet letterlijk, want men verbleef in hotel of pension.
De aanleg van de stoomtramlijn Deventer-Borculo opende nieuwe mogelijkheden. Langs de route ontstonden hotels als Stegeman in Laren, Stad Lochem in Lochem en Meijlink in Barchem. Ook traditionele herbergen als de Roskam in Gorssel en de Luchte in Lochem werden hotel. Uitbater van der Meij van de Roskam regelde zelfs eigen busvervoer voor zijn gasten.
De grootste toeristische trekpleister is de natuurlijke omgeving, het kleinschalig agrarisch landschap met de vele landgoederen en bosgebieden: het voor de Achterhoek zo kenmerkende kampenlandschap. Particulier initiatief gebruikte deze basisrijkdom voor de ontwikkeling van het 'vreemdelingenverkeer' door te zorgen voor bewegwijzering, rustbanken, wandel- en fietspaden.
Hetzelfde gold voor ingrijpender voorzieningen die de mogelijkheden tot vertier moesten vergroten, zoals de Belvedère op de Lochemse Berg, openluchttheaters en zwembaden. Nog weer ander vertier konden toeristen vinden in uitspanningen als de Zessprong in Gorssel, de Witte Wieven in Zwiep of attracties als de Paardentram in Joppe.
In de eerste helft van de twintigste eeuw waren er 31 hotels, minimaal 21 pensions en twee jeugdherbergen. De prijs voor volledig pension varieerde rond 1930 van 2,50 tot 6,00 gulden per persoon per dag.
Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw verminderde het aantal hotels en pensions enorm tot beneden de twintig. Dat had ongetwijfeld te maken met een andere vorm van overnachten: het kamperen in tent of bungalow. In 2010 had Lochem grofweg tien grote kampeerterreinen, 25 natuur- of minicampings, de meeste 'bij de boer', en zeker tien bungalowparken.
Het toerisme is er intussen steeds mobieler geworden. Vaste gasten zijn steeds schaarser en het trekken van passanten des te belangrijker. Evenementen als fiets- of wandelmeerdaagsen spelen daarop in. En ook talrijke culturele activiteiten, van musea tot festivals en uitvoeringen trekken bezoekers naar Lochem.
Zie ook de websites van HG Lochem Laren Barchem & De Elf Marken.
Focko De Zee 2021, CC-BY-NC-SA
Lochem
Vrije tijd
Volkscultuur
1950-2000
Lochem
Achterhoek