Samen of zelfstandig

Uitgangspunten van de gemeentelijke herindelingen

Tot de jaren zeventig kwam samenvoeging van gemeenten sporadisch voor. Het ruimtegebrek van de grotere steden om de groeiende bevolking te kunnen opvangen was tot dan toe de voornaamste grondslag van beleid.

Naarmate het takenpakket van de overheid groeide, werd het probleem van de geringe bestuurlijke slagkracht van de kleine gemeenten nijpender. Toen rond 1970 decentralisatie van rijkstaken op de politieke agenda kwam te staan, bleek het ad-hocbeleid niet meer toereikend.

Op de schop

De bestuurlijke inrichting van het land moest op de schop, zodat op het laagste niveau zou worden voorzien in sterke gemeenten die waren berekend op de uitvoering van een breed takenpakket. Het wetsontwerp Reorganisatie Binnenlands Bestuur uit 1976 beoogde een definitieve breuk met het ad-hocbeleid; de provincies zouden worden vervangen door vijf landsdelen en een groot aantal gewesten, waarbinnen centrumgemeenten de benodigde armslag zouden krijgen.

Knooppunt Arnhem-Nijmegen

Deze rigoureuze ingreep riep zoveel weerstand op dat er niets van terechtkwam. Wel werden zogeheten kaderwetgebieden in het leven geroepen, waarvan sinds begin jaren negentig het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) er een is, bedoeld om Arnhem en Nijmegen en de omliggende gemeenten met elkaar te laten samenwerken op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

Kleine gemeenten

Ook al lukte het dan niet de bestuursstructuur van het land fundamenteel te veranderen, het debat over de kwaliteit van het openbaar bestuur zette vanaf de jaren zeventig wel de deur open voor gemeentelijke herindelingen. In bestuurlijke kring was men ervan overtuigd dat kleine gemeenten niet meer voor de toekomst waren uitgerust.

Administratieve taken

Toen gemeenten nog voornamelijk een administratieve taak hadden, had men een omvang van 500 inwoners acceptabel gevonden, maar in de jaren zeventig werd die ondergrens opgetrokken naar 10.000 inwoners. In 1971 zat ruim de helft van de Gelderse gemeenten daaronder en telde weer de helft daarvan minder dan 5.000 inwoners. De nieuwe uitgangspunten zouden dus voor het openbaar bestuur in Gelderland verstrekkende consequenties kunnen hebben.

Prominente provincie

Een rem op het proces van herindelingen was het uitgangspunt dat herindeling een zaak 'van onderop' behoorde te zijn; betrokken gemeenten moesten hierom zelf vragen. Maar ook de provincie, die door haar toezichthoudende rol op de gemeentefinanciën in staat werd geacht af te wegen of herindeling de gewenste bestuurlijke slagkracht zou opleveren, kon een voorstel doen. Omdat van de meeste gemeenten niet was te verwachten dat zij zichzelf spontaan zouden opheffen, kreeg de provincie vanzelf een prominente rol.

Westelijk Gelderland

Zo kwam in de tweede helft van de jaren zeventig ook de herindeling in het meest westelijke deel van Gelderland op gang. Bij de grootschalige herindeling in de West-Betuwe tussen 1970 en 1978 waren Vuren en Herwijnen nog buiten schot gebleven. Tussen de provinciebesturen van Zuid-Holland en Gelderland was namelijk afgesproken dat beide gemeenten zouden worden betrokken bij het herindelingsonderzoek, dat toen voor het aangrenzende Zuid-Hollandse poldergebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden op stapel stond.

Deze tekst is een verkorte versie van een lemma uit het werk 'Gelderland 1900-2000' (eindredactie: Dolly Verhoeven).


Rechten

Ron Stevens

  • Streekgeschiedenis

  • 1950-2000

  • Volkscultuur

  • Achterhoek

  • Arnhem e.o.

  • Rijk van Nijmegen

  • Rivierengebied

  • Veluwe

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl