Afgezien van deze bedrijvigheid is landbouw eeuwenlang het belangrijkste middel van bestaan geweest in Epe. De landbouw werd vooral in gemengde bedrijven uitgeoefend. Voor het in gebruik komen van de kunstmest rond 1900 was de schapenmest uit de potstallen de belangrijkste meststof.
Grote hoeveelheden schapen graasden op de eindeloze heidevelden en de heide werd afgeplagd om als strooisel te dienen in de potstallen waarin de schapen overnachtten. Met de opgepotte mest uit die stallen, vermengd met heidestrooisel, werden de akkers op de enken vruchtbaar gemaakt.
Bomen kregen zo op de heide geen kans om te groeien. Wij kunnen ons nu nauwelijks meer voorstellen dat alles wat nu bos is op de Veluwe, in de eeuwen vóór 1900 vrijwel uitsluitend heideveld was met uitgestrekte vergezichten. De landbouwers verbouwden in die tijd verschillende producten op hun akkers op de enken, afhankelijk van waar vraag naar was. Rogge heeft lang deel uitgemaakt van hun producten.
Door de aanwezigheid van boekweit, was ook honing een belangrijk streekproduct. Toen de boekweit verdween, verdween ook de imkerij, hoewel Epe nog een traditionele jaarlijkse bijenmarkt heeft, zoals Oene het traditionele Koefeest (een najaarskoeienmarkt) kent. De aardappel is in de negentiende eeuw sterk opgekomen. Toen in het begin van de twintigste eeuw zuivelfabriekjes ontstonden, hoefden de boerenvrouwen geen kaas meer thuis te bereiden en kregen zij de gelegenheid om kippen te houden, wat de opkomst van eiermarkten in de hand werkte.
Het landschap in gemeente Epe heeft sterk de economische ontwikkelingen beïnvloed. Het grondgebied strekt zich uit tussen de hoogten van de Veluwe en het dal van de IJssel. Door de Veluwehelling en het aanwezige grondwater waren er diverse beken in de omgeving. Langs de hele oost en zuid Veluwerand werden daarom tientallen watermolens gebouwd. In de gemeente Epe waren er 26 stuks. Deze molens worden al vroeg genoemd. De molen bij kasteel de Cannenburch komt bijvoorbeeld uit 1387. De meeste molens waren papiermolens, er was een enkele kopermolen en uiteraard waren er ook korenmolens. Een flink aantal nu nog bestaande bedrijven is uit deze molens ontstaan, zoals de chocoladefabriek en de "wattenkaste".
Er zijn nog enkele watermolens in Epe te vinden zoals bij de Cannenburch in Vaassen. Daar was oorspronkelijk geen waterrad meer te zien, omdat er een vrij moderne turbine in zit. Deze molen is namelijk in de Tweede Wereldoorlog afgebrand en vervangen door een toen modern bedrijf. Aan de molen zit inmiddels een nieuw nep-waterrad. In het buurtschap Zuuk bij Epe staat nog de "Kopermolen" die ooit inderdaad koper plette. Deze kopermolen is ook gebruikt voor het maken van papier en op het laatst voor het malen van koren. Verder hangen er nieuwe waterraderen aan de molengebouwen van de V.M.I. in Zuuk.
Later verschenen in Nederland, dus ook in Epe, windmolens. Elk dorp in onze gemeente heeft er wel een gehad. Oene had er zelfs een tijd lang twee. De jongste van die twee staat er nog, evenals die van Vaassen. In het Vossenbroek, een laag gebied bij Vaassen, was er vanaf de zeventiende eeuw een poldermolentje. Een unieke verschijning in deze streken, want poldermolens waren er verder niet. Er staat nog een gemaaltje op die plek.
Bron: Gemeente Epe