Tijdens de eerste wereldoorlog was er een groep Duitse geïnterneerden in Zutphen gevestigd. Het waren met name officieren en onderofficieren.
In de regio Dieren-Brummen, waartoe ook Zutphen, de Steeg, Rheden en Deventer behoorden, werden met name Duitse officieren en onderofficieren geïnterneerd. Zutphen zou er uiteindelijk 250 opvangen. De vier officieren en 96 onderofficieren werden volgens landelijk protocol door de burgemeester met een toespraak op het perron verwelkomd en door de burgers binnengehaald met bouillon en amandelbroodjes.
De officieren en onderofficieren werden bij voorkeur niet gehuisvest in een kamp. De officieren in Zutphen verbleven in Hotel ‘De Hollandsche Tuin’, op een eenpersoonskamer. Onderofficieren verbleven bij particulieren. Hiervoor kregen de gastgezinnen extra consumptiebonnen. De onderofficieren hadden geen recht op een eenpersoonskamer en hun woonomstandigheden waren niet goed. Toch was de verstandhouding met Zutphenaren goed.
Er werden allerlei uitstapjes georganiseerd, zoals excursies naar de Zutphense gasfabriek en naar de melkfabriek in Eefde. Geïnterneerden konden Duitse boeken lezen in een leeszaal, cursussen volgen en lezingen geven. In de Buitensociëteit hadden ze hun eigen studiezaal. Daarnaast werd er veel aan sport gedaan, vooral watersport op de IJssel.
In grote delen van het land was er weerstand tegen de Duitse geïnterneerden. Nederlanders die maar weinig te eten hadden, zagen gezond ogende Duitse militairen die van alle gemakken waren voorzien. In de regio Dieren- Brummen was dat niet zo, misschien wel omdat zij tussen de bewoners leefden. Veel inwoners waren vriendelijk, tegen de officieren. Duitse geïnterneerden verrichtten hand- en spandiensten bij hun gastgezinnen.
In Zutphen werkten twee Duitse geïnterneerde onderofficieren, Lorasch en Hilbert, bij houtzagerij Cornegoor aan de Emmerikseweg. Drie anderen werkten als smidknecht in Vorden. Alle vijf stonden zij geregistreerd als 'Schwerstarbeiter' waardoor ze recht hadden op extra rantsoenen. Een vijfde van hun salaris werd ingehouden voor een spaarfonds dat na de oorlog uitgekeerd zou worden. Hier kwam echter vrijwel niets van terecht.
Op elf november kwam de wapenstilstand tot stand en konden op 23 november 178 officieren en onderofficieren vertrekken naar het thuisland. Thuis aangekomen werden zij vaak gezien als verliezers en lafaards. Het was voor de ex-geïnterneerden moeilijk om aan een oorlogspensioen te komen en de uitkeringen waren laag.
Bronnen en verder lezen:
Olga Spekman, CC-BY