Op 12 september 1929 werd het veerhuis in Heteren gepacht door Albertus van Dijk. Dit veer verzorgde de oversteek tussen Heelsum en Heteren. Later pachtte hij het veerhuis in Doorwerth. Albertus werd geboren op 16 oktober 1863 in de gemeente Ede en overleed op 15 februari 1944. Hij trouwde op 18 november 1894 met Derkje Cornelia Willemsen (geboren op 12 november 1868). Ze kregen vijf kinderen: Heimen (1895-1984), Gert-Jan (1897-1985), Mien (1898-1975), Piet (1901-1983) en Bart (1904-1979).
Een verhaal over hoe overgrootvader Albertus zijn personeel aannam: Vroeger waren er al loonwerkers; dit waren mensen die zichzelf verhuurden tijdens drukke periodes. Vaak waren het Duitsers die de Rijn afzakten en boerderijen langs de uiterwaarden bezochten. In Duitsland konden ze eerder in het seizoen maaien en hooien dan in Nederland, omdat het klimaat daar minder door de zee wordt beïnvloed. Elk jaar kwamen deze lieden ook bij Albert langs. Het verhaal gaat dat Albert hen eerst liet mee-eten zonder dat ze iets hoefden te doen. Na de maaltijd vond de selectie plaats: degenen die hun eten snel op hadden, mochten blijven. De anderen moesten vertrekken. Alberts redenering was: "snelle eters zijn snelle werkers," wat hem florijnen bespaarde, of misschien waren het toen al guldens. Verder zou Albert een behoorlijk dominant persoon zijn geweest.
Het verhaal van Geurt, de jongste zoon van Pieter: Albert en Heimen van Dijk verdienden niet alleen geld met de oversteek; het was ook een zand- en grindoverslagplaats. Met paard en wagen werden de goederen daarna verder vervoerd. Er werd ook een borreltje geschonken, vooral voor de arbeiders van de steenfabriek. Het was zwaar werk, en zeker in de winter heel koud, dus een borrel was welkom. Aan de protestanten werd brandewijn geschonken en aan de katholieken jenever.
In 1944 vroeg Albert een vergunning aan voor de verkoop van zwak-alcoholische dranken in de gelagkamer van het veerhuis. “Bij de burgemeester van deze gemeente is van de heer H. van Dijk, exploitant van het Doorwerthse veer, een verzoek ingekomen om verlof voor de verkoop van zwak-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse van verkoop, voor de gelagkamer van het door hem bewoonde pand”, aldus weekblad De Betuwe, 26 februari 1944.
Veerhuizen hadden vaak een horecafunctie, meestal uit financiële noodzaak, maar ook om mensen de gelegenheid te geven ergens warm te kunnen wachten in een gelagkamer. Dit was een plaats waar je iets kon drinken en eten. De uitdrukking “het gelag betalen” betekent opdraaien voor de kosten.
Mijn opa Bart werkte voor de oorlog, samen met zijn broer Piet, op het veer van Heteren. Na 1932 pachtte hij de boerderij aan de Fonteinallee 24 in Doorwerth, waar hij zijn hele leven heeft geboerd. Ik herinner me dat mijn oma het daar soms erg stil vond en dan naar het veerhuis in Heteren vluchtte. Zij kwam tenslotte uit een agrarisch gezin van elf kinderen uit Zetten, en in het veerhuis was waarschijnlijk meer leven.
De dochter van Gert-Jan, Dicky, vertelde me eens dat ze door haar nicht Annie gedwongen werd om mensen over te zetten. Dit was heel zwaar werk, en vooral de terugtocht viel haar tegen. Geen wonder: de stroming van de Rijn en een zware roeiboot vol passagiers. De twee eikenhouten roeiboten waren geschikt voor respectievelijk negen personen of 1100 kg, en elf personen of 1600 kg.
Op 2 maart 1936 kregen Annie en Bertie, twee kinderen van Heimen, ruzie. Hun moeder kwam ertussen, waarna Annie naar de Rijn vluchtte en Bertie naar een kleiput. Daar vonden ze hem, verdronken, nog geen acht jaar oud. Tante Betsie, hun moeder, is er nooit overheen gekomen. Zowel mijn moeder als mijn tante Dicky vertelden me dat ze heel gek waren op hun neef.
Jo Braakman-de Leeuw aan het woord: "Mijn jeugdjaren heb ik in Driel doorgebracht en Annie van Dijk was mijn vriendin. Vele voetstappen heb ik daar gezet. Op woensdagmiddag na school, en op zondag was ik altijd bij Annie. Ze ging nooit bij vriendinnetjes thuis. Voor zover ik me herinner, is ze maar één keer op mijn verjaardag bij mij thuis geweest."
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Heimen veerman en exploitant van het Doorwerthse veer. Zoals bekend was het veer onderdeel van een kerkenpad. Inwoners uit Driel staken de Rijn over om naar de kerk te gaan in Doorwerth. Waarschijnlijk heeft Heimen Joodse mensen geholpen door hen 's nachts over te varen naar de zuidoever van de Rijn. Hij heeft onder andere tante Dirkje van Cees Drost overgevaren.
De kleindochter van Heimen, de dochter van Annie, bevestigt dat haar opa en oma Joodse onderduikers hadden, en dat haar opa en moeder hen van de ene naar de andere kant van de rivier brachten. Maar ook hebben zij Duitsers overgevaren. De andere zoon van Heimen, Dick, herinnert zich dat het veerhuis in de Tweede Wereldoorlog werd beschoten door de Duitsers. De kogels vlogen door het huis, het luchtalarm ging af, en zij moesten de schuilkelders in. Ze konden daar niet lang blijven vanwege de hooi- en stroopslag, die in brand kon vliegen (het veerhuis had ook een agrarische functie). Daarna werden ze geëvacueerd naar Tilburg.
Derkje Cornelia Willemsen overleed op 1 januari 1945 in Viane (België) en werd daar begraven. De winter van 1944-1945 was heel koud, ook in België. Na de oorlog is men teruggekeerd om haar te herbegraven. Omdat zij waarschijnlijk suikerpatiënte type 2 was, zou ze er nog hetzelfde hebben uitgezien als toen ze werd begraven. Door het hoge suikergehalte krijgen bacteriën namelijk minder kans om het lichaam af te breken.
Geurt, zoon van Piet van Dijk, schrijft in Het Rivierenland (expositieboekje): “Op 28 september 1944 moesten wij evacueren. Wij vluchtten per fiets richting Homoet. Mijn broer en ik zaten bij moeder, en opoe zat bij mijn vader op de fiets. 26 november: evacuatie naar Heesch. Daar werden in een R.K. klooster onze laatste bezittingen gestolen. 27 november: verder naar Tilburg. 28 november: we gingen per trein naar At (België), daarna met de auto naar Viane. Daar woonde ik in een kasteel. Op zondag 1 januari 1945, om 8.00 uur, overleed opoe. Donderdags werd ze in ongewijde aarde begraven. Ik leerde daar houtjes hakken en brood bakken, en ik leerde ook Belgisch praten. 26 mei 1945: terug naar Nederland (Balgooi).”
Kleinzoon Pieter vertelde dat ome Piet nog een keer op de fiets terug is gefietst, door de kogels heen, om zijn eigendomspapieren op te halen. In de houtmijt van de boomgaard zaten onderduikers, Engelandvaarders en Joden verstopt die op doorreis waren. Pieter is met zijn oma (tante Daatje) later nog een keer naar het kasteel van Viane in België teruggegaan.
Heimen werd na zijn vader de laatste veerbaas van het veer in Doorwerth. Na de oorlog betrok hij met zijn gezin een boerderij achter de dijk. Tijdens zijn begrafenis gebeurde er iets merkwaardigs: de kist werd uit de kerk gedragen en net nadat men buiten was, kwam er een enorme windvlaag. Paraplu’s, toupetjes en hoeden vlogen de lucht in, en de deur van de kerk werd met een klap dichtgeslagen. Sommigen zagen dit als een teken dat hij niet bij zijn ouders mocht worden bijgezet. Alleen het graf van zijn broer Gert-Jan is nog op het kerkhof te vinden; de graven van Albert, Derkje en Heimen zijn geruimd.
Onze overgrootouders Albert en Derkje hadden van die vijf kinderen in totaal elf kleinkinderen, waarvan er nu nog drie in leven zijn, die een respectabele leeftijd hebben bereikt. Deze generatie heeft het veer en het veerhuis nog persoonlijk gekend. Mijn moeder is in 2004 overleden. Nu betreur ik het dat ik niet eerder al haar herinneringen heb opgeschreven voor toekomstige generaties.
Toen de coronacrisis begon, werd ik mij hiervan bewust. Daarom ben ik begonnen met het vastleggen van wat deze generatie nog wist. Gemakkelijk is dit niet. Er is veel verdriet, niet alleen door de oorlog, maar ook door de gebrekkige kwaliteit van het geheugen. Bovendien blijkt iedereen weer een eigen kijk op de gebeurtenissen te hebben. Wat ik ook triest vind, is dat wanneer een gebouw zoals het veerhuis verdwijnt, ook alle verhalen langzaam in de mist verdwijnen. We moeten ervoor waken deze verhalen vast te leggen en te koesteren, om daarmee te laten zien hoe lieflijk ons landschap ooit was.
Annemarie Bremer, CC-BY-SA