Het Doorwerthse veer

Een idyllisch veerhuis aan de Nederrijn door de ogen van een achterkleinkind van veerbaas Van Dijk

Ik wil terug in de tijd. Ik wil ze behoeden voor al het leed van een oorlog. Ik wil dat de heerlijkheid er weer uitziet zoals het was: met een gehucht, een kasteel, een voetpad en een voetveer, en dat het Doorwerthse veer er weer staat in al zijn glorie en romantiek.

Laten we heel ver teruggaan in de tijd. In de Romeinse tijd vormde de Rijn de noordgrens, bekend als de Limes. Archeologisch onderzoek heeft resten van deze grens blootgelegd. Aan de noordoever vond men in 1979 twee complete kannen uit de Midden-Romeinse periode. Deze vondsten zouden het bewijs zijn van een (deels) verspoelde begraafplaats. Ook werd in de Rijn een Romeins tuigstel gevonden, wat bewijst dat de rivier doorwaadbaar was. Als het hoogwater was, zou dat echter niet mogelijk zijn geweest. Misschien werd er toen wel over de rivier gevaren.

Het oudste recht

Het veerrecht behoort tot de oudste rechten die beschreven zijn. In het Praecepten Karoli III vond F.A. Holleman (schrijver van de Rechtsgeschiedenis der heerlijke veren in Holland, 1928) een notitie over 'telonariak et reparica', wat betekent dat er op 10 mei 883 aan de oever betaald moest worden. Tijdens het feodale tijdperk (500-1500 na Christus) was het veerrecht vaak in bezit van de plaatselijke heer. Deze kon het recht dan weer verpachten aan een veerman die de overtocht daadwerkelijk onderhield. In 1798 werden de heerlijke rechten afgeschaft en gingen over naar de Staat. Op 21 oktober 1811 werd deze wet deels ongedaan gemaakt door een keizerlijk decreet. Het oprichten van een nieuwe veerdienst kon voortaan echter enkel bij concessie van de overheid. In 1814 werden de veerrechten door Koning Willem I weer teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren.

In Nederland werd het veerrecht vastgelegd in de Verenwet van 5 juli 1921. De oude veerrechten bleven definitief bestaan, en 58% van de veren in Nederland vaart onder veerrecht. Hiervoor gelden bindende tariefregelingen. De overige veren zijn vrije veren zonder tariefregelingen.

Het Doorwerthse veer was een voetveer, vroeger een schuitenveer genoemd. Met een schuitenveer werden personen vervoerd, soms met fiets, en zelfs één stuk vee. Volgens Th. Steenaart (onderzoeker van de geschiedenis van de heerlijkheid Doorwerth) en G. Maassen (oud-gemeentearchivaris) is het Doorwerthse veerhuis gebouwd rond 1620. Op een kaart van 1616 staat het veer nog niet aangegeven, wat suggereert dat het een relatief jong veer was. Het veerhuis stond in de Overrijnse Waard of Ossewaard bij Driel. Je kunt inschatten waar het gestaan heeft als je achter kasteel Doorwerth over het pad naar de Nederrijn loopt en dan over het water kijkt, links van de resten van de oude steenfabriek van Korevaar.

De heren en de veerlieden

De heren van Doorenweerd hadden er baat bij om ook aan de andere kant van de Rijn land te bezitten. Dick Kelderman vermoedt in zijn artikel "Doorwerth en omgeving" dat vanaf 1426 deze grond bij de heerlijkheid hoorde. In 1715 was er een geheim plan van de rentmeester en de heer van Doorenweerd om de 42 percelen land in deze Waarden te verpachten. Niet alleen kon de grond verpacht worden, maar ook was de grond aantrekkelijk voor het bouwen van watermolens, visserij en het heffen van tol. De heer Van Doorenweerd zag er geen heil in om het land aan Drielse boeren te verpachten, omdat zij te weinig betaalden. Een veerhuis gaf uiteindelijk de mogelijkheid om zowel het veerhuis als de veerrechten te verpachten, wat bronnen van inkomsten opleverde. De lindeboom die nu aan de dijk staat, markeert de meest zuidelijke grens van dit gebied.

In 1708 was Johannis Golstein veerman. Daarna pachtte in 1745 Dirk Jansen Golstein het veerhuis, hof, boomgaard en ’t veer van de graaf Van Bentinck, heer van Doorwerth, voor 70 gulden per jaar. Hij was verplicht om alle werknemers (zowel intern als extern) en de inwoners van het kasteel gratis over te varen. Omdat zijn vrouw ziek was, kon hij de pacht niet meer betalen en werden al zijn bezittingen in 1744 verbeurd verklaard door de graaf. In 1774 ging het veerhuis met veerpacht over op Jeroen Evers. Uit een rapport over de toestand van de kribben in de heerlijkheid Doorwerth blijkt dat het veerhuis was omgeven door een boomgaard.

Een andere veerbaas was Jacob Brugge (geboren 10 maart 1806, overleden 17 december 1871). In 1855 ontstond er een ijsdam door grote ijsmassa's uit Duitsland en een zandplaat. Op 3 maart 1855 reikte het ijs wel 5 meter hoog. Een ijsschol vernielde het achterhuis van het veerhuis, en een tweede ijsdam sneed het huis doormidden. Jacob vluchtte met zijn gezin in een boot naar een van de zijmuren. Gelukkig werden ze gered door enkele mannen uit Driel, die hiervoor een Koninklijke onderscheiding ontvingen.

Op 1 februari 1910 werd het kasteel aangekocht door F.A. Hoefer uit Hattem. Op 17 augustus 1912 werd de heer A.P. Heijnis te Arnhem (steenfabrikant) eigenaar van het Doorwerthse veer en de aanliggende weilanden. De laatste eigenaar, en nog steeds van het perceel, werd de familie Korevaar (eveneens steenfabrikant) uit Oosterbeek.

Op 1 juli 1943 ging de grond van de Overrijnse Waard over van de gemeente Renkum naar de gemeente Heteren. De grens werd het midden van de rivier. Door een gemeentegrenscorrectie en bij beschikking van het Departement van Binnenlandse Zaken ging het Overrijnse gedeelte van de vroegere Heerlijkheid Doorwerth over. Dit gebied had een oppervlakte van 63 hectaren.

Slag om Arnhem

Tijdens de Slag om Arnhem in september 1944, die aan de oevers van de Rijn werd uitgevochten, zijn veel huizen verwoest, waaronder het Doorwerthse Veerhuis in de Overrijnse Waard. Hierna volgen enkele ooggetuigenverslagen van deze verwoestingen, met name rondom het veerhuis.

De heer Driessen, die in het Jagershuis woonde aan de andere kant van het kasteel tegen de stuwwal, beschrijft: "Wij hebben het nu druk met allerlei maatregelen, in het bijzonder met de verhuizing van onze slaapplaatsen. We durven namelijk niet meer aan de voorzijde en bij de gevels van het huis te blijven en brengen daarom matrassen en dekens over naar de benedenruimten van de kinderafdeling onder de sterke gewapend betonnen plaat die ik destijds tegen brandgevaar deed leggen als vloer van de kinderkamers. Terwijl we hiermee bezig zijn, worden we verschrikt door het in brand schieten van ons huis, door middel van vurige granaten die we op hun weg geheel kunnen volgen, van het oude karakteristieke Doorwerthse Veerhuis op de zuidoever van de Nederrijn. Het gaat in een oogwenk in vlammen op en de grote boom is weldra een laaiende fakkel."

Gerrit van Dolderen beschrijft in ‘Langs de boorden van de Rijn’ op 23 september: “Luchtgevechten boven ons; aanvoer vanuit de lucht, bestemd voor de airbornes, in Duitse handen vallende; uiterwaarden en bomen vol met gekleurde parachutes; in de schemer de rosse gloed aan de horizon, de vele branden in de omtrek weerspiegeld, en een volgepropte kelder met biddende en huilende mensen.”

Op 12 september 1929 werd het veerhuis in Heteren gepacht door Albertus van Dijk. Dit veer verzorgde de oversteek tussen Heelsum en Heteren. Later pachtte hij het veerhuis in Doorwerth. Hij was geboren op 16 oktober 1863 in de gemeente Ede en overleed op 15 februari 1944. Hij trouwde met Derkje Cornelia Willemsen (geboren 12 november 1868) op 18 november 1894. Zij overleed op 1 januari 1945 in Veenendaal. Ze hadden vijf kinderen: Heimen, Johannes, Gijsbertus, Gert-Jan, en Maria.

Albertus en Derkje kregen elf kleinkinderen, waarvan er nu nog drie in leven zijn. Zij hebben het veer en het veerhuis nog gekend. Mijn moeder, Janna Maria van Ingen (geboren in Heteren op 21 februari 1926), dochter van Heimen van Dijk en Maria van Dolderen, overleed op 23 oktober 2004. Ik heb het gevoel dat ik veel te weinig aan haar heb gevraagd over die tijd. Zij was een wandelende encyclopedie en wist alles over vroeger.

Familiegeschiedenis

Heimen van Dijk was een zoon van Albertus en Derkje, geboren op 16 maart 1898 in Veenendaal. In 1927 trouwde hij met Maria van Dolderen. Heimen was veerman tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over hem gaan verhalen dat hij Joodse mensen hielp ontsnappen door ze 's nachts over de Rijn te varen. In 1944 vroeg hij vergunning aan om zwak-alcoholische dranken te mogen verkopen in de gelagkamer van het veerhuis. Dit werd vermeld in het weekblad De Betuwe van 14 januari 1944.

Na de oorlog werd Heimen de laatste veerbaas van het Doorwerthse veer. Hij overleed op 16 november 1966 en ligt begraven op het kerkhof in Doorwerth. Na zijn dood gebeurde er iets eigenaardigs. Tijdens de begrafenis was het stralend weer, maar toen de lijkkist bijna in de auto was geschoven, kwam er plotseling een enorme windvlaag die paraplu’s, hoeden en zelfs toupetjes de lucht in deed vliegen. Sommigen zeiden dat Heimen niet bij zijn ouders mocht worden bijgezet. Van de vijf kinderen van Albertus is alleen het graf van Gert-Jan nog te vinden op het kerkhof in Doorwerth.

In 2013 had de huidige eigenaar van de voormalige steenfabriek Korevaar een plan om een woning te bouwen op het terrein waar het oude veerhuis stond. Het zou de oude situatie enigszins herstellen. Helaas werd dit plan niet goedgekeurd door de overheid. Maar voor mij is het belangrijk dat de herinnering aan het Doorwerthse veer en veerhuis voortleeft, niet alleen in mijn familie maar voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van deze prachtige regio.

Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in Echo's van Oud Renkum, 2023.2.


Rechten

Annemarie Bremer, CC-BY-SA

  • Streekgeschiedenis

  • Werk

  • Tweede Wereldoorlog

  • Landschap

  • 1900-1950

  • Renkum

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl