Op donderdag 7 oktober 1613 reisden de heren jonker Beerlics vanden Capelle en landmeter Bernard Kempinck namens het hof van Gelderland naar Spankeren. De aanleiding was een conflict rondom de aanleg van een korenwatermolen op de Assenbeek, een voornemen van Daniel van Theuven van 'De Bockhorst'.
De beek ontsprong net als nu in Laag-Soeren, dat toen viel onder het bestuur van de marke. Hij stroomde vervolgens door het Soerense broek en langs De Bockhorst naar de gracht van de Geldersche Toren. Hier zou de beek afwateren op de IJssel, zoals ook de huidige situatie is.
Men (het bestuur van de marke en enkele eigenaren van watermolens en landgoederen in de buurt) vreesde dat het plaatsen van een molen zou leiden tot wateroverlast op de markegrond bij de bovenloop van de beek in Laag-Soeren. Dit ten gevolge van het opstuwen van water, dat nodig is om de raderen van een watermolen te laten draaien. Een molen in Spankeren werd echter nodig geacht, omdat de inwoners van Spankeren verlost wilden worden van de ongerieflijke molenwegen naar de molens in Dieren en Coldenhove (Eerbeek). Daarnaast was de weduwe Huss van het landgoed 'De Rees' in Leuvenheim bang dat de watermolen zoveel water nodig zou hebben, dat er weinig overbleef voor de gracht van 'De Rees' en voor de drinkpoelen voor het vee aldaar.
In juni 1616 wendde Daniel van Theuven zich opnieuw tot het Hof van Gelderland. Hij herhaalde zijn verzoek om een watermolen te mogen leggen op de Assenbeek. Hij wilde dit doen op de plek waar 83 of 84 jaar geleden een molen had gestaan van de 'vorst des landts'. Deze plek werd sindsdien 'moelen vort' (molen-ondiepte) genoemd. Hij herhaalde dat door het leggen van een molen, noch aan de bovenloop, noch aan de benedenloop van de beek, enige schade zou ontstaan.
De vernielingen door Spaanse troepen in 1583 moet een enorme impact gehad hebben op de hele omgeving van De Bockhorst. Een dergelijk onheil herhaalde zich in februari 1624 toen graaf Hendrik van den Bergh, een volle neef van prins Maurits maar Spaans gezind, de bevroren IJssel over ging bij Dieren en richting Leuvenheim trok langs de IJssel en op verschillende plekken de Veluwe binnenviel. Door de geschriften van predikant Baudartius is bekend dat de watermolen in Spankeren afbrandde. Hij verwoordde het als volgt: 'de vyant heeft de kercke te Spanckeren ende alle de huysen aldaer afhebrant, sy hebben daer oock eenen watermeulen afghebrandt'. Er waren verschillende getuigen. De molen was dusdanig geruïneerd dat hij na de brand niet werd herbouwd. De korenmolen bij De Bockhorst op de Assenbeek heeft er dus hooguit negen jaar gestaan, maar misschien is de plek nog wel te herkennen door een laagte in het terrein.
Bovenstaande tekst is ontleend aan het volgende artikel:
- Elzebroek, A.T.G. en W.L. van Voorst Vader, 'De bewogen geschiedenis van het landgoed De Bockhorst', In: Ambt en Heerlijkheid nr. 171, jaargang 57. Themanummer De Bockhorst.
Andere bronnen
- Elzebroek, A.T.G., 'De geschiedenis van de Assenbeek en watermolen(s) in Spankeren', deel 1, In: Ambt & Heerlijkheid, nr. 164, Jaargang 55.
- Idem, 'De Assenbeek', deel 2, In: Ambt & Heerlijkheid, nr. 165, Jaargang 55.
- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, monumentenbeschrijving nr. 42132.
Marianne Poorthuis, ErfgoedLeeft