In september 1944, toen de geallieerden bij Arnhem probeerden door te stoten naar Duitsland, vochten de Duitse korporaal Wolfgang Dinkel en de Oostenrijkse geniesoldaat Josef Forstner in het Pionier Bataillon 26 zur besondern Verwendung Höxter/Weser. Het was hun taak om samen met andere Duitse eenheden de Britse troepenmacht het hoofd te bieden. Ze moesten vechten aan het front in Oosterbeek, nadat ze vertrokken waren uit het Duitse Kleef.
Wolfgang Dinkel was oorspronkelijk afkomstig van Pionier Horchzug (motorisiert) 16, belast met het volgen van de vijand met behulp van afluisterapparatuur. Hij werd ingedeeld bij een eenheid die speciaal voor de gevechten in Arnhem en Oosterbeek in het leven werd geroepen. Deze eenheid werd op 21 september geformeerd, en bestond uit compagnieën waarin genisten van diverse eenheden waren ondergebracht. Direct na de opstelling werd het onderdeel op transport gesteld, en kwam op 22 september in Kleef aan.
Die dag schreef Wolfgang het volgende aan zijn ouders in Stuttgart-Bad-Cannstatt:
"Mijn oude compagnie, in Stablack met grote moeite opgesteld, is nu zogezegd uiteengevallen. In grote haast werd gisteren in H. (Höxter -HT) een compagnie samengeraapt en naar het westen verplaatst. Tot deze nieuwe gevechtscompagnie, die op de kortste termijn aan het front zal worden ingezet, behoor ik ook. We horen hier al het vuren van artillerie en machinegeweren van het Westfront."
Een andere soldaat uit Wolfgangs compagnie, geniesoldaat Josef Forstner uit Oostenrijk, schreef diezelfde dag aan zijn familie:
"Liefste Ouders! Moet jullie helaas snel een paar treurige zinnen mededelen, ben sinds gisteren in het Ruhrgebied, vandaag de 22ste om 6 uur vanavond trekken we ten strijde in huis- en straatgevechten. Dus als het de laatste regels zijn geweest, nogmaals duizend groeten. Jullie Josef".
Op 22 september werd de compagnie in Oosterbeek ingezet. Wolfgang Dinkel en Josef Forstner behoorden tot de eersten die sneuvelden. Zij kwamen door een granaatinslag om het leven. Samen werden zij in de tuin van de dubbele woning aan de Ploegseweg 14/16 in één veldgraf begraven. Wolfgangs compagnie bleef tot het einde van de gevechtshandelingen in hetzelfde gebied actief, waarbij diverse genisten sneuvelden.
Kort na de oorlog werden in de omgeving van de Ploegseweg zeker 17 veldgraven van deze genie-eenheid aangetroffen. De gesneuvelden werden overgebracht naar Arnhem, en uiteindelijk in 1948 naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn. Het zwaar beschadigde huis aan de Ploegseweg 14/16 is na de oorlog afgebroken en vervangen door nieuwbouw.
Hans Timmerman, fragment uit het artikel 'Duitse veldgraven in Oosterbeek'.