De Joodse Raad

Provinciale bureaus

De directe aanleiding voor de oprichting van de Joodse Raad was de dood van Hendrik Koot, lid van de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB. De WA was de geüniformeerde ordedienst en knokploeg van de NSB, gelijkend op de SA van de NSDAP in Duitsland. Leden van de WA trokken vanaf eind januari 1941 veelvuldig de Amsterdamse binnenstad in om daar de Joodse gemeenschap te provoceren en relletjes uit te lokken. Bij een, in een heftige vechtpartij ontaard, ‘relletje’ op 11 februari 1941 kwam Koot om het leven.

Oprichting

De dood van Koot werd uitgebuit door de Duitsers. SS-topman Hanns Albin Rauter rapporteerde aan SS-leider Heinrich Himmler dat ‘’een Jood de slagader van Koot had doorgebeten en zijn bloed had uitgezogen’’. De provocaties, het uiterst gewelddadige karakter van de WA en de vele (zwaar)gewonden in de Joodse gemeenschap werden uiteraard buiten beschouwing gelaten door Rauter. Hierop lastte Hans Bömcker, Beauftragte (gedeputeerde) für die Stadt Amsterdam, een vergadering in met drie prominenten uit de Joodse gemeenschap ter oprichting van de Joodse Raad. Twee weigerden, maar Abraham Asscher toonde zich bereid de ‘’Judenrat’’ voor te zitten en vroeg zijn kennis en hoogleraar oude geschiedenis David Cohen hem bij te staan.

Uitbreiding

De oprichters Asscher en Cohen beschouwden zich, in lijn met Bömckers ideeën ten tijde van de oprichting, als een lokale raad met weinig bevoegdheid. Hier kwam echter al snel verandering in toen in het najaar van 1941 alle andere Joodse organisaties verboden werden. De Joodse Raad kreeg de regie over onder andere de Joodse scholen en de armenzorg. Ook bij anti-Joodse maatregelen werd de Raad vanaf dan ingezet, zoals bij het verstrekken van de Jodensterren.

Het werkterrein werd vanaf oktober 1941 sterk uitgebreid. In plaats van alleen Amsterdam moest de Joodse Raad bij bevel van 27 oktober 1941 het hele land bedienen. Hier maakten Asscher en Cohen melding van in het Joodsch Weekblad van 31 oktober: ‘’De werkkring van den Joodschen Raad voor Amsterdam is in opdracht der Duitsche autoriteiten uitgestrekt over geheel Nederland.’’.

Provinciale bureaus

Er werden verschillende provinciale bureaus opgericht, ook in Gelderland, om het hele land te kunnen bedienen. De locaties van deze bureaus werden diverse keren gewisseld. Zo is er enige tijd een kantoor geweest in Nijmegen, net als in Arnhem (aan de Kippenstraat 1). Ook aan de Bovenbrugstraat 9 in Arnhem is de provinciale afdeling van de Raad een tijdje gevestigd geweest, net als aan de Amsterdamseweg 1-3 in diezelfde stad. De Joodse Raad in Arnhem werd geleid door dr. M.J. Wolff. Bij de Jodenrazzia van 17/18 november 1942 heeft de Arnhemse afdeling Joden gewaarschuwd voor het gevaar. Er zijn ook aanwijzingen dat in Wageningen enige tijd een provinciale afdeling van de Joodse Raad gefunctioneerd heeft.

Verder lezen:


Rechten

Elmar van de Ree, CC-BY-SA

  • Oorlog

  • Tweede Wereldoorlog

  • 1900-1950

  • Arnhem

  • Arnhem e.o.

Relevante links

Verwante verhalen

Lees meer

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

info@mijngelderland.nl

Inschrijven nieuwsbrief

mijnGelderland Sociale media

erfgoed gelderland

Contactgegevens

Erfgoed Gelderland
Team mijnGelderland
Westervoortsedijk 67-D
6827 AT Arnhem

E info@mijngelderland.nl