
In Gelderland bevonden zich in de negentiende eeuw verschillende huttendorpen (vroeger ook wel 'huttenkolonies' genoemd), die het thuis vormden voor seizoensarbeiders. De woonomstandigheden waren erbarmelijk.
In Gelderland waren voor de Tweede Wereldoorlog de landbouw en bosbouw belangrijke bronnen van inkomsten. Hiervoor werden dagloners ingezet voor het uitvoeren van seizoensarbeid. Werkzaamheden bestonden onder meer uit het kappen van bomen, heidemaaien, het schillen van de bast en de schors van eikenbomen (het eekschillen), voor het looien van huiden en het oogsten op landbouwbedrijven. Hiervoor trokken in het voorjaar de dagloners vanuit grote delen van Nederland met hun gehele gezin en soms wat vee naar Gelderland, Drenthe, Friesland en Holland. Ook veel inwoners vanuit de Veluwe maakten deze trektocht.
De dagloners werden ingehuurd voor de bosarbeid door handelaren. Deze ‘holtbaozen’ hadden kaprechten verkregen van grootgrondbezitters. Het hele gezin, inclusief de kinderen, werkte daar als eekschiller een paar maanden. De werkdagen waren van drie uur ’s ochtends tot negen uur ‘s avonds. Alleen op zondag was er een rustdag. Eind juni kwam het seizoen voor het eekschillen ten einde. Indien mogelijk trok het gezin of de kostwinner alleen weer verder voor de hooiwerkzaamheden in Noord- en Zuid-Holland of voor de oogst van roggen in de Achterhoek. In de winter woonde het gezin op hun permanente woonadres elders in het land.
Bij aankomst op de plaats van bestemming betrokken zij het huttendorp dat uit eigen bouwsels bestond op de hei. Gemaakt door in het veld een kuil te graven waarvan met hout, plaggen of zeildoek een soort hut werd gemaakt. Waarschijnlijk heeft ieder huttendorp ook een aantal waterputten gehad voor de watervoorziening. Sanitair en elektriciteit waren niet aanwezig. Wanneer een meer permanente huisvesting mogelijk was, doordat men als dagloner regelmatig werk kon vinden in de buurt, werden er in het meest gunstige geval eenkamerhuisjes gebouwd. Hierbij waren de plaggen vervangen door hout en de vloer was bekleed met plavuizen. Naast het woonvertrek had men soms ook nog een schuurruimte met een kleine potstal voor schapen en geit.
De dagloners werden ingezet voor een karige beloning van ongeveer vijftig cent per week. Met het eekschillen kon het gehele gezin tijdelijk meer verdienen: 35 gulden per week. Van deze inkomsten moesten zij ook na de seizoensperiode zien rond te komen. Tevens moesten er schulden van worden afgelost die in de winterperiode waren ontstaan bij de diverse winkeliers. De weersomstandigheden maakten het soms onmogelijk om het werk uit te voeren en dan waren er ook geen inkomsten. Hierdoor was men regelmatig genoodzaakt andere inkomsten te verkrijgen door het plukken van bosbessen, het verkopen van sprokkelhout, het zoeken en verkopen van varens en mossen, het verhandelen van eikels en dennenappels en door stroperij.
Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw nam de overheid eerste stappen ter bestrijding van de armoede. Dankzij de Landarbeiderswet (1918) verbeterde de leefomstandigheden voor deze groepen aanzienlijk. Voor die tijd waren de gezinnen afhankelijk van liefdadigheid door de diaconie en de gegoede burgerij.
Dergelijke hutten-kolonies kon men vinden aan de randen van dorpen bij onder andere Nunspeet, Oldebroek (167 hutten), Doornspijk (32 hutten) en Heerde (97 hutten). In wat nu Het Nationale Park de Hoge Veluwe wordt genoemd, bouwden dagloners en heidemaaiers hun huisjes bij het oude buurtschap ‘De Bunt’. De laatste twaalf bewoners bewerkten daar de grond totdat de familie Kroller-Muller in 1913 de grond opkocht. Van de huisjes zijn nu in het veld alleen nog de ondiepe kuilen te zien. De vrijstaande bomen en de groepjes sierheesters in het veld zijn resten van de vroegere erfbeplanting.
Meer informatie
- Lees meer over het eekschillen!
- In het Nederlands Openluchtmuseum is een plaggenhut te zien en een daglonershuisje uit Nunspeet.
- Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen: achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw, uitgeverij Prometheus, 2021, ISBN 978 90 44649086.
Olga Spekman, CC-BY-NC
Volkscultuur
Werk
1800-1900
1900-1950