De gronden van Presikhaaf waren aan het einde van de negende eeuw eigendom van de abdij Prüm. In ruil voor het gebruik moesten boeren jaarlijks aan de abdij belasting betalen. Deze belasting werd geïnd bij de Sint Maartenskerk in Arnhem. Opmerkelijk genoeg kwam er pas in 1960 een einde aan een dergelijke belasting, toen de gemeente de zogeheten 'korenuitgang' afkocht.
De oudste vermelding van Presikhaaf stamt uit 1338. Er is dan sprake van een landgoed vernoemd naar de eigenaar: de familie Van Presichave. Bij dit landgoed zou bijna honderd jaar later het klooster Bethanië worden ingewijd.
De geschiedenis van het klooster begint in Arnhem, aan de oostzijde van de Beekstraat. Hendrik van Gouda stichtte hier in 1404/05 een gemeenschap van zusters van het Gemene Leven. Zij leefden hier in een huis, deelden bezit en besteedden veel tijd aan gebed. Dit in navolging van Geert Grote die zich met zijn Moderne Devotie afzette tegen de verloedering van christelijke idealen.
Hertog Reinald gaf in 1417 toestemming om het huis tot een vrouwenklooster om te vormen. In Mariëndaal bevond zich toen al vanaf 1392 een mannenklooster van de Moderne Devotie. Om onbekende redenen werd het klooster in de stad niet afgebouwd. Kloosterrector Gijsbert van Vlyemen kocht in 1425 grond op Plattenburg, waar het nieuwe klooster Bethanië in 1428 gereed kwam.
'Bethanië' wordt uitgelegd als een verwijzing naar het Bijbelse Bethanië. Hier zou Jezus de aan ziekte gestorven Lazarus weer tot leven hebben gewekt. Het thema van herleving na de dood was in de middeleeuwen populair. Vreemd is dat niet. Men moest dagelijks leven met ziekten als de pest waaraan ook Geert Grote in 1384 stierf. Het klooster beschikte over een ziekenafdeling en juist hier werd het mirakelboek van Eusebius geschreven. Dit boek voert personen op die na gebed en bezoek aan de relieken van Eusebius van hun ziekten genazen.
Het mirakelboek is vervaardigd in het scriptorium van het klooster. Naast deze schrijfzaal en de al genoemde ziekenafdeling bestond het klooster verder uit slaapzalen, een eetzaal, spinhuis en huis voor gebed. Ook Mariëndaal had een scriptorium. De kloostergeschriften vonden gretig aftrek. Blijkbaar sprak de volkstaal van de Moderne Devotie veel mensen aan. De nonnen kopieerden geschriften voor eigen gebruik en om geld me te verdienen. Decoratie vond plaats in Arnhemse ateliers. Kenmerkend zijn randdecoraties in bladgoud onderbroken door bloemen en vruchten.
Tegen de achtergrond van de Reformatie en Opstand tegen Spanje werd Bethanië in 1591 grotendeels afgebroken. Wel bleven er resten van het klooster zichtbaar, zo laat een tekening uit 1731 zien. Nu bevinden de kloosterresten zich onder de grond. In 2013 vond archeologisch onderzoek plaats ter hoogte van een kloostergebouwtje. Daarbij is een kookpotje met eigendomstekens gevonden. Ondanks dat de nonnen hun bezittingen deelden, was het kennelijk toch wel handig om eigen bezit te hebben.
Bronnen en verder lezen:
Martijn Defilet (Gemeente Arnhem), CC-BY-NC